Jeugdcircus: een ecosysteem onder druk.
Het jeugdcircus: een wekelijkse hobby voor duizenden kinderen, een kweekvijver voor nieuw circustalent, en een amateurkunstvorm waardoor circustheater in Nederland kon uitgroeien tot professioneel erkend instituut. Maar in de praktijk kampt het Nederlandse jeugdcircus met fundamentele uitdagingen. Samen met Circuspunt, maakt Circusweb de balans op.
Duidelijk was de waarschuwing die specialist amateurkunsten en afgestudeerd circusmaker Soesja Pijlman, afgelopen november sprak tot het publiek tijdens de jaarlijkse Staat van het Circus. Volgens Soesja vormt het amateurveld een cruciale basis voor een bloeiende professionele circussector – maar als ondergeschoven circus-kindje dreigt verwaarlozing. “Een gezond )circus)ecosysteem bestaat uit alle onderdelen die nodig zijn voor een vitale sector: van een circusspeelplaats dichtbij huis waar een kind voor het eerst een diabolo laat draaien of op een loopbal klimt tot internationaal toerende gezelschappen met gediplomeerde artiesten.”
In die eerste onderdelen, de zogenoemde humuslaag van het ecosysteem, dreigt het spaak te lopen. En dat terwijl circus in het algemeen steeds sterker staat als geïnstitutionaliseerde kunstvorm à la dans of theater. Soesja: “De afwezigheid van docentenopleidingen, een doorlopende leerlijn en de mogelijkheid voor jongeren om voldoende trainingsuren te maken, vormen serieuze bedreigingen voor de bloei van het veld. Aanwas en ruimte voor groei zijn noodzakelijk.”
Talentontwikkeling
Soesja Pijlman staat al jaren te boek als pleitbezorger voor het jeugdcircus. In bepaalde mate ‘personifieert’ ze dan ook dit circusecosysteem: als kind startte ze bij circus Rotjeknor in Rotterdam, haalde vervolgens een bachelor bij de Codarts circusopleiding, om met een master culturele educatie haar ervaringskennis om te zetten in expertise op het gebied van amateurkunsten.
De vooropleiding bij Codarts Circus in Rotterdam vormde haar geesteskind: voor ambitieuze jongeren overbrugde het programma de kloof tussen en hbo-circusopleidingen, juist om een Nederlandse aanwas bij de scholen te verzekeren. Tientallen studenten en alumni van professionele circusopleidingen zetten de stap via deze vooropleiding.
Het stopzetten van de vooropleiding afgelopen zomer, en nog meer het ontbreken van een reactie daarop vanuit het professionele circusveld, inspireerde Soesja tot haar speech afgelopen november. Met daarin de waarschuwing: wanneer professionals en de overheid niet de noodzaak inzien van een volledige keten van talentontwikkeling, blijft het circus-ecosysteem niet eeuwig doorbloeien.
In twee artikelen – waarvan deze de eerste is – zoomt Circusweb komende tijd in op de huidige stand van jeugdcircus-zaken in Nederland, inclusief de belangrijkste uitdagingen én huidige of toekomstige initiatieven die moeten helpen. Hiervoor putten we uit een recent intern onderzoek van het Circuspunt, gesprekken met mensen uit het jeugdcircusveld en enkele recente onderzoeken.
Stand van zaken
Om te beginnen: hoe ziet het jeugdcircusveld er nu uit? Soesja Pijlman en Circuspunt-collega Marjan Wagter (samen met een Circuspunt-werkgroep) zetten afgelopen jaar een inventarisatie uit onder alle bekende jeugdcircussen in Nederland – projectorganisaties en trainingsgroepen voor volwassen amateurs, werden hierin buiten beschouwing gelaten.
Volgens de inventarisatie zijn 45 jeugdcircussen actief door heel het land, die samen 6000 vaste leden bedienen. Het aantal totale deelnemers aan losse activiteiten en workshops ligt echter nog vele malen hoger, met een geschat totaal bereik van 100.000 jongeren op jaarbasis. Naar eigen zeggen blijven leden vaak langere tijd hangen bij jeugdcircussen, wat wijst op een doorgaans grote tevredenheid met het aanbod aan circuslessen.
Naast de grote intrinsieke waarde van circusles voor kinderen – op ontwikkeling en sociaal vlak – vormen de jeugdcircussen ook een uithangbord van de circuskunst richting een breed publiek én een kweekvijver voor nieuw circustalent.
Dat beeld van een kweekvijver komt duidelijk naar voren in het boek Vergeten beroepen: Leven en werken in het Nederlandse circus van socioloog Fabian Dekker (Erasmus Universiteit Rotterdam). Vier jaar terug deed hij onderzoek naar professionele circusartiesten in Nederland. Dekker observeert onder meer dat meer dan de helft van de huidige Nederlandse circusartiesten begonnen is bij een jeugdcircus.
Exemplarisch zijn de verhalen van de bekende namen: Zinzi Oegema begon bij Elleboog (net als veel andere artiesten), Nigel Voets in Rotterdam bij Rotjeknor (ook een grote ‘toeleverancier’ van latere professionals), Lisa van Brakel bij Poehaa.
Professionals bouwen soms nog steeds op de infrastructuur van jeugdcircussen. Ze gebruiken trainingsruimtes of geven in enkele gevallen les naast hun artistieke werk. Boost Circustheater Producties komt zelfs rechtstreeks voort uit de Amsterdamse (jeugd)circuswerkplaats Boost.
Wellicht toevallig, ook beide artistiek leiders van de twee grote circusfestivals (Circolo en Circusstad) startten hun internationale artiestencarrière in het jeugdcircus, en nog wel bij twee van de bekendere: Lucho Smit bij Rotjeknor – zelfs als allereerste leerling – en Menno van Dyke bij Elleboog.
Voetstuk
Jeugdcircussen boden niet zomaar een eerste opleiding aan de artiesten van vandaag, ze introduceerden ook in vroeg stadium theatrale manieren van circusmaken – lang voordat circustheater als genre überhaupt breed onderkend werd in Nederland.
Mede vanuit de creatieve vrijheid bij Elleboog, besloot een collectief twintigers om begin 2010 TENT op te richten. En op de vleugels van enthousiaste Rotjeknorders ontstond in 2009 een circusopleiding in Rotterdam, gevolgd door gezelschappen als Tall Tales en het toonaangevende festival waar Rotjeknor nog altijd een founding partner van is.
In haar Staat benoemt Soesja expliciet deze minder ‘harde’ erfenis van het jeugdcircus in Nederland: “We vergaten de grondleggers van de vruchtbare bodem op een voetstuk te plaatsen.” Het jeugdcircus maakte mede een pad vrij voor de ontwikkeling van een circusveld náást de traditionele, voor buitenstaanders minder toegankelijke structuren, van circusfamilies en tentcircussen.
Uitdagingen
Om het jeugdcircus beter te kunnen ondersteunen, vroeg Circuspunt in haar interne onderzoek ook naar de hindernissen en uitdagingen binnen het veld. Die kunnen opgedeeld worden in twee categorieën: het circusonderwijs (verder op te delen in ‘docent professionalisering’ en ‘talentontwikkeling’) en de zakelijke kant van jeugdcircussen als organisatie.
Onder deze uitdagingen ligt een fundamenteel probleem: jeugdcircussen in Nederland zijn flink ondergefinancierd. Er is doorgaans veel te weinig geld om een professionele organisatie draaiende te houden, enkele uitzonderingen in de grote steden daargelaten. Kortom: er is eigenlijk al te weinig budget om ‘jeugdcircus te doen’, laat staan om ‘het goed te doen’ en te werken aan eerlijke betaling of talentontwikkeling. Sommige mensen uit het veld vragen zich hardop af hoe zoveel jeugdcircussen überhaupt nog draaiende gehouden kunnen worden, en vrezen voor een aankomende kaalslag.
Twee komende artikelen gaan dieper in op de uitdagingen en mogelijk oplossingsrichtingen. Één kijkt naar de professionalisering van organisaties, en naar de rol die jeugdcircussen proberen in te nemen in de genoemde ‘keten van talentontwikkeling’. De ander focust specifiek op de trainingen voor circusdocenten, die worden ontwikkeld en uitgevoerd door Circuspunt. Daarvoor spreken we met enkele ervaringsdeskundigen in Nederland, en kijken we ook even over de grens: wat kunnen we bijvoorbeeld leren van de Vlaamse context?



