Columns
11 februari 2024

‘Voorwaarts en niet vergeten’ | Column nummer 3

Column ‘Voorwaarts en niet vergeten’ | Nummer 3

Deze week neem ik u mee naar de wereld van strontvervelende clowns. Vorige week schreef ik al dat ik altijd doodsbenauwd ben dat ik uit het publiek geplukt word door zo’n etterbak.

Vroeger had je clowns die het publiek vermaakten zonder dat je bang hoefde te zijn om ‘mee te moeten doen’. Vervlogen tijden, waarbij ik denk aan de ‘Rastellis’ met hun werkelijk kolderieke act waarbij je in je broek pieste van het lachen óf aan een solo-clown of beter gezegd komiek als George Carl met zijn legendarische microfoonact.

Nu – anno 2024 – bibber ik van angst als zo’n vervelende klier een rondje door de tent maakt om mensen te rekruteren die moeten helpen om het publiek aan het lachen te krijgen. Het lukt ze niet eens zelf… die kwallen.Nu heb ik alle recht van spreken, omdat ik al diverse keren uit het publiek ben getrokken. Niet zo gek als je dertig keer per jaar naar het circus gaat. Ik heb berekend dat ik elke twintig bezochte voorstellingen de sigaar was. De twintigste sla ik voortaan daarom steeds over.

Sommige clowns nemen geen genoegen met ‘nee’. Ik schud eerst mijn hoofd: helpt niet. Dan fluister ik hem in de oren dat ik hem na afloop achter de tent aftuig: helpt ook niet. Na een flinke matpartij in de loge ga ik toch mee en laat mij belangeloos voor lul zetten.

Niemand gaat voor zijn plezier met een zak over zijn kop touwtjespringen zonder touw. En dan dat stomme gehuppel bij zo’n vervelende fotoscène. En het publiek maar gillen van het lachen, want het heeft nog succes ook. Soms denk ik: ben ik nou in het circus of zit ik bij de hoofdstadoperette?
Ik was eens bij Circus Medrano in Zwitserland, waar ik door Ollie de clown letterlijk uit de loge werd getild om te helpen bij een messenwerpnummer. Ik kreeg een zak over mijn kop en hij deed een ballon tussen mijn benen. Hij liet het publiek een grote bijl zien. En dat rotvolk maar schateren, terwijl ik in levensgevaar was.

Toen hij ook nog een emmer tussen mijn benen plaatste, brak de pleuris helemaal uit. Het publiek gilde het uit terwijl ik peentjes stond te zweren met die zak over mijn kop die natuurlijk nooit gewassen wordt en vol zweet en snot van mijn voorgangers zat.

Hij deed net of hij de bijl gooide, maar plaatste hem gewoon op de ballon. De zak ging van mijn rooie harses en het ergste was: hij kreeg applaus, terwijl ik het echte werk deed!
Een paar jaar later had ik wat ‘woorden’ met Milko Steijvers. Ik had geloof ik iets lelijks geschreven over zijn optreden. Ik kwam later bij zijn ‘Circus Herman Renz’ en hij was boos. Maar… we kwamen er wel uit.

De voorstelling begon en ik werd door hem bij binnenkomst in de loge gezet. Ja, Milko was altijd vriendelijk voor circusfans. In het programma van dat jaar deed hij een soortgelijke act en ik wist het zéker; hij zou mij pakken. En dat deed hij nou nét niet. Grote klasse.

Ik ben een gelovig mens en bid elke dag voor mijn eten. Vroeger was het altijd: ‘God ik houd het kort, anders jatten ze het eten van mijn bord’. Na de milde behandeling van Milko is het: ‘Heer wij danken u voor deze spijzen en… ik dank de heer Steijvers’.

Belangrijk: columnisten hebben de vrijheid om dát te schrijven wat zij schrijven willen. Circusweb respecteert die vrijheid en mengt zich niet in de inhoud van de columns.