Circus-Variété Rotterdam
Aan de zuidzijde van het stationsplein op Stationsplein 12, ter hoogte van het huidige schoolgebouw van Codarts, stond van 1893 tot 1933 het circusgebouw Circus-Variété. Een achthoekig circus met 1.750 plaatsen. Behalve circusvoorstellingen werden er tal van evenementen in gehouden zoals rolschaatsfeesten en operette-voorstellingen. Vanaf 1897 werden er bij specialiteitenvoorstellingen ook films vertoond.
Directeur was Carl Pfläging hij zorgde er ook voor dat veel mensen het gebouw als Circus Pfläging betitelden. Hij was geen circus exploitant. In 1904 werd Pfläging opgevolgd als directeur door Sol Kinsbergen.
n 1912 werd het gebouw omgetoverd tot het Amerikaans Danspaviljoen dat in 1914 werd opgeheven en sindsdien werd de naam Circus Schouwburg gebruikt.
In 1926 werd het Circusgebouw overgenomen door de bioscoopexploitant Scala. Na een ingrijpende verbouwing heette het voortaan “Arena”, een zeer toepasselijke naam.
In 1933 brandde Arena volledig uit, zie hieronder het krantenbericht van 14 januari 1933. Het Circus-Variété was het laatste circusgebouw van Rotterdam. Hoewel er in 1944 nog plannen waren voor een circusgebouw op een onbekende locatie voor het Circus Wever is dit project nooit gerealiseerd.
Brand
Enkele van de circussen die in dit gebouw gespeeld hebben zijn: Koninklijk Roemeens Circus César Sidoli, Circus Paul Wilke
Circus Schouwburg volledig door brand verwoest. Vanmorgen in de vroegte is de voormalige Circus Schouwburg op het Stationsplein, enige jaren geleden in Arena herdoopt, door een geweldige brand verwoest. Van het grote gebouw is slechts nog een rokende puinhoop over.
Omstreeks half vijf hoorde de stoker van Arena, A. J. F. van Hest, die in de kelder bij de stookplaats op een divan lag te slapen, gerucht in de Schouwburgzaal. Gisteravond was de laatste voorstelling door het Rotterdams Operette Gezelschap, directie de heren Van Aerschot en Boskamp, van De Rode Spin gegeven. Na de voorstelling was men begonnen met het uitnemen van de decors, welke bij deze voorstellingen hadden gediend, waarna men de decors voor de operette Vendetta, waarvan vanmiddag de eerste voorstelling zou worden gegeven, ervoor in de plaats had gesteld. Omstreeks half vier was men daarmee gereedgekomen waarna al het personeel was ingerukt, uitgezonderd de stoker Van Hest die was achtergebleven, omdat hij om zes uur toch de vuren weer moest opstoken.
Toen de stoker Van Hest dan zoals gezegd gerucht in de schouwburgzaal hoorde en wilde gaan kijken waardoor dit werd veroorzaakt, wilde hij allereerst licht maken. In het vertrek waar hij had liggen slapen, weigerde het licht en in de daarnaast liggende garderobe eveneens. Hij opende vervolgens de deur welke naar de zaal voert, toen hem al dadelijk de rook tegemoet kwam. Toen hij in de zaal rondkeek zag hij ter hoogte van de projectiecabine achter in de zaal een vuurgloed. Onmiddellijk waarschuwde Van Hest de brandweer per telefoon, waarna hij zich naar de woning van de bedrijfsleider van Arena, de heer Helmig, die op de hoek van de Diergaardelaan en de Kruisstraat woont, spoedde.
Verder werd de heer Broch, de directeur van Arena, gebeld, waarna beiden naar het Circusgebouw terugsnelden. Daar was inmiddels de nachtwaker P. Molkenboer aangekomen en gezamenlijk heeft men daarop nog getracht uit het brandende pand nog te redden wat er te redden was, als kantoorboeken, een schrijfmachine en verdere kantoormeubelen. De brandkast kon niet worden meegenomen, aangezien zij te zwaar was.
Tijdens die bedrijvigheid was de brandweer verschenen. Van slangenwagen 27 werden op order van de onderbrandmeester, de heer J. van Zwet, twee stralen op de waterleiding in gereedheid gebracht en door pand 14c langs de trap naar de eerste verdieping en daar van een balcon op het vuur gericht, dat reeds een geweldige omvang had genomen.
Circus-Variété ook Circus Schouwburg Rotterdam interieur
Om kwart voor vijf stortte de grote koepel in, om kwart over vijf gevolgd door het grootste deel van het gebouw, een ware vonkenregen daalde op de omgeving neer en het gevaar was lang niet denkbeeldig dat ook de panden aan het Stationsplein, namelijk van de St. Jozefsgezellen Vereniging en het grote cafépand door het vuur zouden worden aangetast. Enkele stralen werden derhalve afgezonderd om deze panden nat te houden daar de zuidoostenwind het ergste deed vrezen. Een van die stralen werd op de motorladder geposteerd, die als “watertoren” dienst deed om het gebouw boven de ingang van de schouwburg nat te houden. Het tramverkeer was intussen omgelegd.
Nadat het gebouw van de St. Jozefsgezellen Vereniging was geopend werd één straal van de motorspuit door de gang van dit gebouw naar de achterzijde gevoerd, waar de spuitgasten door een rijwielbergplaats de brand van die zijde gemakkelijk konden bereiken. Tevens werden van die zijde twee stralen van slangenwagen 17 op de vuurzee gericht. De onmiddellijke ómgeving van het brandterrein werd door de hevige vorst in een ijsvloer herschapen. Het uit de slangen lekkende water en dat wat van de stralen terugkaatste bevroor onmiddellijk, zodat het af en toe een glij- en valpartij werd. Personeel van de Diergaarde bracht uitkomst door het strooien van zand, welke taak later door de Reinigingsdienst werd overgenomen.
Om zeven uur vloog het magazijn van requisieten en decors, rechts van het Café Arena gelegen, geheel in brand.
Om 7 uur 10 stortte het platte dak daarvan in en in de fel loeiende vlammen ging de gehele kostbare voorraad van decors en requisieten verloren. In de bergplaatsen bevonden zich alle decors welke eigendom van de Schouwburg waren en bovendien welke gebruikt waren en worden door het gezelschap van de heren Van Aerschot en Boskamp.
Voor de Diergaarde was het gevaar niet denkbeeldig. Immers, vlak achter de Arena bevonden zich het roofdierenhuis en het apenhuis. Ware de wind anders geweest dan hadden ten opzichte van deze twee gebouwen bijzondere maatregelen moeten worden genomen. In de woning van dr. Kuiper, de directeur van de Diergaarde, werden zoveel mogelijk dekens klaar gelegd om in geval van nood de apen te kunnen vervoeren. Het apenhuis liep namelijk nog het meest gevaar.
Voor de roofdieren, die angstig en onrustig in hun nachthokken aan de achterkant van het lawaai opschrikten en gaandeweg massageluid produceerden, was de vrees het ergst. Want als de vlammen het roofdierengebouw bereikten was er niets anders mogelijk dan de dieren dood te schieten. Men kon ze immers niet snel genoeg in losse hokken drijven en zo veilig opbergen. Gelukkig kwamen de vlammen niet zover.
Rotta Historica publiceerde dit artikel op Facebook, geliked door Bens Circus, waardoor het opviel voor Circusweb. Allen hartelijk dank.