Met uitzondering van de oudere circusliefhebbers, die het circus zelf al niet eens meer meegemaakt hebben, zal de naam Circus Wilke weinigen nog iets zeggen….
In een gevoelig lied over het circus (je mag het ook sentimenteel noemen) zong zanger Freddy Quinn (die zelf ook op aardig wat circus-ervaring kan bogen) ooit : “Vergangen, vergessen, vorüber…vergangen, vergessen, vorbei. Die Zeit deckt den Mantel darüber…vergangen, vergessen vorbei…”
Dat stuk tekst kwam even in mijn gedachten toen ik vandaag een oude foto tegenkwam uit het jaar 1919. Daarop prijkt een zo te zien vers-geplakte circusposter op de gevel van een café. Toevallig (of niet) stond dat café op slechts weinige meters afstand van mijn geboortehuis, aan de Heerlense Esschenderweg.
Het zou na 1919 nog heel wat jaren duren voordat ik het levenslicht mocht aanschouwen, maar ik had op geen enkele andere plek in de stad geboren willen worden en opgroeien. Het was daar immers waar mijn grote liefde voor het circus ontstond. Pal tegenover de spoorlijn en losplaats van de treinen, die toentertijd de circussen naar onze stad brachten, en waar ze (voor mij altijd te snel) ook weer vertrokken. De eerste exotische dieren in mijn leven zag ik ook daar in het echt, bij het laden en lossen van de circustreinen. Ook dat had een grote impact. Als kleine peuter lijken olifanten nog veel groter dan ze in werkelijkheid al zijn, zeker als ze vlak voor je eigen voordeur lopen, en kamelen kenden wij alleen van plaatjes en de beeldjes van de kerststal. Mijn dierenliefde ontlook daar ook.
Na deze inleiding terug naar de bewuste circusposter…
Die was van circus (Paul) Wilke, dat tussen 1905 en 1920 vaak in Nederland reisde en een goede reputatie genoot, vooral vanwege zijn uitstekende paardennummers. Die waren blijkbaar zó goed dat de Nederlandse koninklijke familie in 1913 aan Wilke vroeg om een privévertoning in de tuin van paleis ’t Loo te komen geven. Die eer was overigens al eerder te beurt gevallen aan een andere befaamde circusdirecteur, die bekend stond om zijn kwaliteiten als paardendresseur, namelijk Oscar Carré. Ook Albert Schumann, nog zo’n grote naam op dat gebied, speelde daar, niet lang na Wilke, voor het illustere gezelschap. Het Nederlandse koningshuis is al generaties lang “paardengek” en circus-minded. Paul Wilke, wist slim gebruik te maken van die buitenkans: en buitte die dan ook uit via zijn publiciteit. Hij liet schitterende posters ontwerpen met afbeeldingen van het “koninklijke”evenement. Het predicaat “Koninklijk Circus” kon hij niet verwerven, want dat had Oscar Carré al in de wacht gesleept.
Die posters hebben ongetwijfeld ook op Heerlense muren en schuttingen geprijkt, toen Wilke in 1913 op de Bongerd (destijds ook wel De Prins Hendriklaan genoemd) had opgebouwd en er vier dagen lang speelde. Daarna zou dit circus nog maar één keer terugkomen naar Heerlen, en wel tijdens de kermis in november 1919. Standplaats was toen het terrein aan het gemeentehuis (Raadhuisplein) bijgenaamd “Het zwarte veldje”. Op die plek hebben dikwijls circussen gespeeld in de loop der jaren. Directeur Paul Wilke zelf was toen echter al overleden, en zijn echtgenote Clara had zijn taak overgenomen.
Niet lang hierna kwam er een einde aan het bestaan van circus Wilke, naar verluidt door de geld verkwistende nieuwe echtgenoot van weduwe Wilke, een man die niet uit de circuswereld afkomstig was. Circusmateriaal en dieren gingen in andere handen over. Tegenslagen bleven deze onderneming ook daarvoor al niet bespaard. In 1913 ontspoorde de speciale circustrein in Hilversum, en in 1919, niet lang voor de komst naar Heerlen, werd de grote tent in Gouda door storm geheel verwoest. “The show must go on” is een bekende uitdrukking in de circuswereld, daaraan gevolg gevend speelde het circus een dag later al op dezelfde plek, zonder tent… in openlucht.
Met uitzondering van de oudere circusliefhebbers, die het circus zelf al niet eens meer meegemaakt hebben, zal de naam Circus Wilke weinigen nog iets zeggen.
Vandaar ook mijn intro met het tekstfragment van het lied van Freddy Quinn. Gelukkig zijn er circushistorici die toch een- en ander op schrift en beeld vastgelegd hebben, zoals o.a. de onvolprezen mede-Heerlenaar Frans Wolff, wiens naspeuringen in stoffige archieven van groot nut waren bij het samenstellen van dit stukje circusgeschiedenis. Ter illustratie heb ik wat advertenties uit dagbladen bijgevoegd, met soms ronkend, maar altijd vermakelijk taalgebruik. Hilarisch is de voorpagina-grote advertentie die Paul Wilke destijds in de krant liet zetten na een aanvaring met directeur Krone, van het menagerie-circus Charles (later circus Krone genoemd)
Rob Donkers, 9 januari 2020