2 mei 2022

Herinneringen aan een Joods circusmeisje

Het is alweer een paar jaar geleden dat ik mijn vriendin Betty Cats-Agsteribbe(1920) meenam voor de vele circusbezoeken die ik toen aflegde. Vanwege de pr voor Alberto Althoff en het Magic Circus was dat noodzakelijk.
Bij elk circusbezoek geniet Betty er met volle teugen van, want in haar jeugd is ze zelf een tijdje circusartieste, o.a. bij Sarrasani of Strassburger. Ook is ze te zien in variétéproducties zoals die van The Great Levant, een magiër uit Australië.
Vlak voor de oorlog werkt ze op het toneel en als dansmeisje in Amsterdam. En als dansmeisje en paardentrainster in een circus in Rotterdam en in Amsterdam bij Carré. Zoekend naar werk in 1938 spreekt ze iemand die bij Sarrasani of Strassburger werkt, waar onverwachts een vacature vrij komt voor iemand die klein genoeg is om te functioneren als kanonskogel. Spontaan en impulsief zoals ze is, klaart ze zonder al teveel voorbereiding de klus. De instructies zijn duidelijk, als het goed gaat komt ze keurig aan de overkant van het circus in een groot net terecht. Wel constateert ze dat de helm die ze moet gebruiken een barst heeft. Het beschermende schuim in de helm is ook niet meer in takt en wordt bij elkaar gehouden door een touwtje. Maar geen nood, het zal wel goed komen. Na de eerste afschot komt het circuspersoneel erg zenuwachtig op haar af. Haar voorgangster blijkt de dag ervoor overleden bij zo’n kanonskogelpoging.

Betty is een survivor en dat blijkt uit meer van haar verhalen. Tijdens onze circusreizen, zelfs ook naar België, kletsen we wat af. En zo krijg ik stukje bij beetje haar trieste familie geschiedenis te horen.

De oorlog

Betty groeit op in Amsterdam met haar ouders en haar zusje Esther. Het is nog vrij aan het begin van de oorlog als haar ouders en haar zusje Esther worden opgepakt door de Duitsers en afgevoerd. Twee weken later meldt Betty zichzelf in de hoop zo naar haar ouders te kunnen reizen.
Ze komt terecht in de Hollandse Schouwburg, een verzamelplek voor Joden die gedeporteerd worden. Bij Betty wordt het bloed onder haar nagels vandaan gehaald als ze ziet hoe de anderen in die schouwburg worden behandeld door de Duitsers. Vlak naast haar krijgt zelfs iemand een pak slaag. Betty beseft dat dit nooit goed kan aflopen en besluit te ontsnappen. Ze peutert ongezien de gele ster van haar jas en loopt met de kin omhoog de schouwburg uit. Betty heeft mazzel met haar uiterlijk dankzij haar artiestenleven. Haar ogen zien er lichter uit door het gebruik van oogdruppels Belladonna. Die druppels maken de pupillen groter waardoor het beter overkomt op het toneel.
Daarnaast gebruikt ze een behoorlijke party bluf: “nou meneer, ik heb hier even mijn Joodse vriendin weggebracht”. Ze verlaat zonder problemen de Hollandse Schouwburg. Na wat omzwervingen komt ze terecht bij een boer in Friesland, waar ze tot het eind van de oorlog veilig is.

Sobibor
In 1990 ontmoet Betty een Amerikaanse priester, die voor haar de geschiedenis van haar familie opspoort. Hij komt zoveel jaren na de oorlog met de verdrietige mededeling over hoe haar vader, moeder en zusje in Sobibor (Polen) en Auschwitz om het leven waren gekomen. Na die bevestiging is ze een tijdje ontroostbaar. Een vage hoop dat haar familie het heeft overleefd en wellicht tegen de zin meegevoerd is naar Rusland.
Uit die oorlogsperiode is niets meer overgebleven van haar verleden. Het ouderlijk huis is inmiddels ingenomen door anderen, de bezittingen, foto’s, alles is verloren gegaan. Na de oorlog gaat ze uit angst altijd als Hervormd door het leven. Haar “joods zijn” wordt verstopt en dat duurt een hele tijd. Nu niet in angst voor de Duitsers, maar voor de “Araben” die hier langzaam het land gaan veroveren. Ook die houden niet van joden weet ze.
Betty overlijdt in 2015 op hoge leeftijd op Curaçao, liefdevol verzorgd door haar dochter Stella, ze is dan 95 jaar. Een hele bijzondere vrouw vol met verhalen. Van haar heb ik geen foto’s kunnen vinden.