DRESSUURHISTORIE Deel 7 Het is de Duitser Carl Hagenbeck die een grote omwenteling teweeg brengt. Rond 1900 ontwikkelt hij dressuurmethoden die berusten op wederzijds vertrouwen. De belangrijkste vernieuwing daarvoor is het gebruik van een dusdanig grote kooi dat de afstand tussen mens en dier groter wordt en de “comfort zone” van het dier niet meer wordt betreden. Het dier kan aan het begin van de training geheel zelfstandig kennismaken met de omgeving en de attributen in de kooi. De mens komt pas later de kooi binnen en het aanleren van het dier is nu gebaseerd op het belonen van het dier en het verkennen van wat het dier wel of niet wil doen. Dit betekent dat de dresseur ook niet meer gewapend de kooi in gaat. Hooguit een houten stokje als verlengstuk van de arm om vooral de toeschouwer te imponeren. Want voor een dier betekent zo’n stokje werkelijk niets; “een hap en stokje en bovenarm zijn zo er af gebeten”. Een ander voordeel is dat mens en dier elke keer weer de kooi verlaten na afloop van het optreden zonder letsel of mentale (angst)schade. Het optreden kan dus steeds weer worden herhaald met dezelfde dieren. Like de facebookpagina en bekijk de informatie afkomstig van Commissie Klassiek Circus.