Rugwaarts van de trapeze vallen om daarna aan de voeten te blijven hangen
Een loodrechte houding van het lichaam, waarbij een voet in de lus hangt, bijvoorbeeld bij een perche
Een vorm van parterre-acrobatiek die op een bijzonder rustige manier wordt gebracht
Een bemiddelaar tussen artiest en (circus)directie.
Een truc waarbij de man of de vrouw snel loodrecht in de lucht hangend rondgedraaid wordt. De betreffende acrobaat hangt hierbij aan de mond of aan de nek.
De zware ijzeren pennen waaraan de tent vastgebonden wordt (de haringen)
Een voetenjongleur.
Sein van de dresseur dat de dieren zich moeten verzamelen.
Zijwaartse salto.
Arabische springers en piramidebouwers. Ook: Arabische paarden.
Circus zonder tent.
De potsierlijke partner van de witte clown.
Bekendmaking, mededeling
Kort voor salto:; wordt meestal met een ander woord verbonden, bijv. tripple-back, layout-back.
Duitse komiek in het kostuum van de pierrot.
Hoepel met papier beplakt, waar een artiest doorheen springt.
Verzamelnaam voor kunstrijders en koorddansers in vroeger eeuwen.
Voorwaarts gestrekte salto met twist.
Ruiteract zonder gebruik van een zadel.
Plaats waar de artiesten binnen komen. Ook het opstellen van de rekwisiteurs bij de artiesteningang (Barrière staan).
Spring over mensen en/of dieren, waarbij men van een springplank gebruik maakt.
Slangenmens, Backbender of Frontbender (achterwaarts of voorwaarts). Ook Kautschuk en Klischnigg
Helper van de vrijheidsdresseur; een nummer met vrijheidspaarden wordt bereden ingestudeerd.
Amerikaanse term voor circustent.
Boleadoras zijn koorden waarbij de uiteindes harde ronde bolletjes bevatten. Wanneer deze ketsen tegen een houten vloer geeft dat een ritmisch geluid. Vroeger was de ‘bola’ een hulpmiddel in de jacht. Tegenwoordig is het een artistiek en dansrekwisiet.
Platform voor trapezeartiesten. Ook: stand op handen en voeten waarbij het zitvlak naar de grond is gericht.
Ook: koepel of stang bovenin een circustent.
Zware zweep gemaakt uit ossenleer, gebruikt bij cowboyspelen.
Administratiewagen.
Zie Kautschuk.
Een acrobaat die zich op de meest zotte manieren laat vallen en toch altijd goed terecht komt.
Een reclameoptocht van een circus door een stad met alle artiesten en dieren.
De lange zweep die bij vrijheidsdressuren gebruikt wordt.
Het wisselen (veranderen) van hand (changement de main; het vrijheidspaarden commando: changez).
Veranderen in galop. Bij het hogeschoolrijden kent men het changement de pied au temps, het galopwisselen om de zoveel passen.
Circustent
Een wirwar van springende buitelende clowns, meestal als begin van een circusvoorstelling
Net doen alsof er iets mis gaat, alsof je aangevallen wordt door een leeuw, enz.
Kwalitatief Uitermate Twijfelachtig circus, dat het vaak ook niet zo nauw neemt met de wet.
Het publiek bedanken voor het applaus.
Slangenmens.
Meerdere sprongen van een paard op de achterbenen zonder dat de voorbenen de grond raken.
Enkele paarden die tot besluit van de vrijheidsdressuur enkele bijzondere prestaties verrichten zoals bij het steigeren achteruit lopen.
Een truc, uitgevoerd in de nok van het circus, waarbij de artiest loodrecht naar beneden hangt door zijn voeten in lussen te steken en in staat is een wandeling te maken.
Handstand op één hand.
Binnenkomen (ook ingang) van het publiek.
Een nummer van clown(s) als een zelfstandig programmaonderdeel.
Franse term voor ‘tamme dressuur’ van wilde dieren (ook;: En pelotage).
Frans voor de ‘wilde’ dressuur van wilde dieren.
Evenwichtskunstenaar.
Komische acrobaat met zotte trucs.
Exotische dieren als kamelen, lama’s, buffels, zebra’s enz.
De ‘voorgevel’ van het circus, ook wel front genoemd.
Een apparaat waarin de vanger van een vliegend trapeze nummer aan zijn benen hangt.
Het einde van de voorstelling waarin alle medewerkers nog een keer afscheid van het publiek nemen.
Snelle rugwaartse beweging waarbij handen en voeten beurtelings de grond raken.
Vrije stand op het hoofd, m.a.w. zonder steun van de handen.
Leek, buitenstaander. (Hiertoe behoren dus ook circusvrienden)
Het salaris van de artiest.
Het gordijn waardoor de artiesten en dieren het chapiteau en de piste binnenkomen.
Roofdierengroep, bestaande uit meerdere soorten en rassen.
Acrobaat in Romeins kostuum.
De zitinrichting, het amfitheater (niet de losse stoelen)
Het ‘aanzetten’ met kleur en poeder van de ogen, mond, wenkbrauwen enz.
Gelukwens voor het optreden.
Een salto die vanuit een handstand gemaakt wordt en waarbij de artiest weer op zijn handen terecht komt.
Eénwieler met een lange stang als verbinding tussen zadel en wiel.
De kring van zand, leem en zaagsel die onmiddellijk tegen de houten pisterand ligt.
De nummers die eigendom zijn van de directie, compleet met bijhorende dieren, apparaten enz.
Een nummer waarbij komische acrobaten op de onmogelijkste manieren vallen en de gekste sprongen maken.
Een artiest die op zijn rug ligt en met zijn voeten mensen jongleert.
Acrobaat op het ongezadelde paard.
Artiest die met zijn handen, voeten, hoofd, benen enz. voorwerpen omhoog gooit en weer opvangt.
Een rugwaartse val waarbij de handen krachtig op de grond worden geslagen.
Werk van een slangenmens, waarbij het lichaam steeds achterover wordt gebogen. (ook wel caoutchouc.)
De kegels, de knotsen waarmee een jongleur werkt.
Circusconstructie waarvan alleen het dak van zeil is, de rest van hout of aluminium.
Werk van een slangenmens waarbij het lichaam naar voren wordt gebogen.
Engelse term voor cascadeurs.
Dierenverzorger, staljongen bij de paarden en exoten voornamelijk.
Rugwaartse sprong van een hoge ladder om tenslotte met de voeten op de grond terecht te komen.
Lange riem die dient als beveiliging bij Proben, maar ook wel tijdens de voorstelling. Wordt ook gebruikt bij de dressuur (een paard aan de longe nemen).
Gebogen stukken kooi die de kooiwagens met de grote speelkooi in de piste verbinden.
Circusaffiche
De circuspiste.
Augusten die de ‘gaten’ in het programma vullen als de apparaten voor een nummer op- en afgebouwd moeten worden.
Woonwagen.
Staltent voor paarden
Reizende dierentuin.
Noorse Fjordenpaardjes.
Sterke man die als basis dient voor menselijke bouwwerken.
Minuscule plaatjes metaal in verschillende kleuren die op een kostuum worden genaaid. Meest sprekende voorbeeld: kostuum van de witte clown.
Gesloten wagens waarin o.a. rekwisieten en apparaten vervoerd worden.
Breed zadel waardoor men gemakkelijker op de rug van een paard kan blijven staan.
Moment waarop alle artiesten die aan de voorstelling meewerken zich aan het publiek voorstellen. Ook optocht van een circus door de stad. (Tour de Ville).
Ballet en gymnastische oefeningen op de rug van het paard (zonder panneau)
Acrobatische oefeningen op de begane grond.
Nummer waarbij twee personen op twee paarden balletoefeningen demonstreren.
Sterk vertraagde draf waarbij het lijkt of het paard zweeft. Ook: de vlucht van de trapeze naar de vanger. Vergelijk: dubbele passage waarbij twee vliegers elkaar tegelijkertijd passeren. Engels: Pass.
Lange stalen- of bamboemast die de onderman op zijn schouder, hoofd of in een riem voor de buik draagt, terwijl zijn partner er inklimt om allerlei acrobatische toeren te vertonen.
Draf op de plaat waarbij het gewicht op de achterhand ligt.
Hoge zuil waarop artiesten hun oefeningen laten zien.
Het draaien om de as van het lichaam. Bij paarden: draaien op de achterhand die vrijwel op de plaats blijft terwijl de voorbenen in de galopsprongen de draai mogelijk maken.
Rand om de manege. Ook manege zelf, waarbij men dan van pisterand spreekt.
Het publiek de plaatsen aanwijzen; bij aankomst van alle circuswagens de plaatsen aanwijzen waar alles moet worden opgesteld.
De groep mensen die zich bezig houdt met de reclame d.m.v. affiches. De z.g. plakkateurs (vgl. ook plakwagens, plakplaats, enz)
Een positie waarbij het lichaam geheel gestrekt is.
Harde verplaatsbare ondergrond voor in de piste
Zie postament
Losse plankenvloer die in de piste gelegd wordt voor het optreden van bijvoorbeeld een rijwielnummer.
Zie vanger
IJzeren of houten ‘tafeltjes’ of tonnetjes waarop de dieren zitten.
Repetities.
Op elkaar en naast elkaar staan van artiesten en dieren al of niet met hulp van rekwisieten.
(Ned. Stormpalen. Schuinsopgerichte palen die het tentdak stenen in het chapiteau.
De persoon die verantwoordelijk is voor de snelle afwikkeling van het programma. In het Engels Ringmaster. Vaak is de persoon tevens spreekstalmeester.
Korte pauze tussen twee circusnummers, die vaak gevuld wordt door het optreden van een of meerdere z.g. repriseclowns.
Attributen die artiesten tijdens hun optreden gebruiken
De mensen die tijdens de voorstelling het plankier in en uit de piste dragen, de kooi op- en afbouwen en de artiesten de attributen aangeven.
Beweging, gebaar waarmee artiesten en dieren voor het applaus bedanken.
Engelse term voor een Ikarisch nummer.
Zeil dat aan het uiteinde van het tentdak is bevestigd en achter het gradin hangt (vgl. ook rondelpalen, de palen die het uiteinde van het tentdak dragen.
Oude Franse term voor kunstrijder. Ital. Kunstenmaker.
Paarden die in Hogeschoolnummers bereden worden (niet: hogeschoolpaarden.)
Belangrijke figuur die nummers annonceert (aankondigt), een onverwacht ‘gat’ in het programma met een korte babbel (boniment) moet vullen; assisteert bij clownsentrees als aangever enz.
Een concept dat – ook binnen het circus – de structurele integriteit van een constructie beschrijft, gebaseerd op een evenwicht tussen trekkrachten en drukkrachten.
Bij tensegrity-structuren worden trekkrachten opgevangen door flexibele kabels, terwijl de drukkrachten worden overgebracht op stijve elementen, zoals staven van staal, aluminium of hout.
Een dier met de zweep zachtjes aanraken.
Een verend springmatras.
Vliegende trapeze.
Toer
Een tafeltje met een hellend vlak, waar de voetjongleur ruggelings op ligt. Wordt gebruikt door antipodisten en Ikariërs.
Hogedraad.
Een combinatie van een pirouette en een salto. Komt veel voor bij vliegende trapeze- en springplanknummers.
Porteur, degene die bij een vliegend trapezenummer de vliegers aan de polsen of aan de enkels vangt en weer naar de trapeze terugzwaait.
Een vanuit de nok van het circus naar beneden hangend touw.
Op- en afspringen van een galopperend paard.
Paarden die in vrijheid, dus onbereden, voorgevoerd worden.
Trapeze waarop alleen staand balancerend wordt gewerkt.
Eigenwijze quasi-slimme partner van de August
De ruimte onder het orkest tegenover de ingang van het publiek.