Circus Sarrasani naar Steenwijk
Circus Sarrasani komt naar Steenwijk, naar het Kermis- en Circusmuseum, in miniatuur. Vanaf zaterdag 2 mei, waarbij de expositie om 16.00 uur geopend wordt door burgemeester Marja van der Tas, is dit zeer bijzondere miniatuurcircus te bekijken te midden van affiches, foto’s en andere relikwieën van circus Sarrasani. Het verhaal over dit miniatuurcircus begint in de jaren dertig vorige eeuw. Circus Sarrasani, toen het grootste en mooiste circus van Europa en net terug van een succesvolle tournee door Zuid-Amerika, reist door Nederland en België. Samen met zijn vader, kunstschilder Lodewijk Schelfhout (1881-1943), woont Bob Schelfhout (1916-1999) een voorstelling bij. Hij is zo onder de indruk dat hij besluit het circus in miniatuur na te bouwen. In twee jaar maakt hij niet alleen nauwkeurig de façade na, ook de verschillende circuswagens, de speeltent met piste, orkestbak en gradin, staltenten en de bijzondere, houten olifantenstal die van het echte Sarrasani op rampzalige wijze in Berchem bij Antwerpen in vlammen zou opgaan. Van zijn zakgeld koopt hij iedere week elastolin figuren en dieren, in huis ‘verzamelt’ Bob alles wat hij voor de bouw kan gebruiken: damschijven als wielen voor de wagens bijvoorbeeld en zaagt hij voor de mastjes de spijlen uit het droogrek van zijn moeder. Na ongeveer twee jaar stopt het geknutsel.
Niemand heeft wat te eten
Bob loopt van huis weg en gaat met Circus Amanda Roberti op reis. Het miniatuurcircus verdwijnt in kisten op zolder om pas vele jaren later, tijdens de hongerwinter van 1944/45, weer te voorschijn te worden gehaald. In die barre maanden van onderduik, vervolmaakt Bob ‘zijn’ Sarrasani. Bij een Hilversumse fietsenmaker laat hij van fietsspaken een roofdierenkooi maken, precies zoals zo’n kooi hoort te zijn: in losse, draagbare delen. Als de man de kooi komt brengen, is zijn vrouw toch wel boos: “Hoe kun je zoveel geld uitgeven aan een kooi, we hebben niks te eten.” Bob: “Niemand heeft wat te eten en dus zijn die paar honderd gulden goed besteed.” Na de oorlog wordt het circus enkele malen tentoongesteld, in Hilversum, in Laren en in Den Haag. Daar wordt het gezien door de Zwitserse orgelbouwer Brechbühl. Die is zo onder de indruk dat hij het circus voor 15.000 Zwitserse franks koopt en naar Thun overbrengt. Daar staat het vele jaren opgesteld tot de heer Brechbühl overlijdt. Vorig jaar werd een zoon van Bob Schelfhout door de familie Brechbühl benaderd, of hij het circus wilde terugkopen. Dat heeft hij onmiddellijk gedaan. Na enige restauratie volgde de eerste expositie in Galerie Noordvleugel te Veenklooster, vervolgens Ede en nu dan in het leukste museum van Nederland, het Kermis en Circusmuseum te Steenwijk.
Met figuurzaag en schoenmakershamer
Aan het circus is te zien dat het met bescheiden middelen maar met veel geduld is gemaakt met slechts een figuurzaagje en een schoenmakershamer als gereedschap. Als een echt reizend circus is Sarrasani in miniatuur sleets, niets aan de tenten en wagentjes is perfect en is er hier en daar opgelopen schade te zien. Of je nu met een groot of klein circus reist, dat hoort er nu eenmaal bij en geeft het zeker aan het miniatuurcircus een romantisch, ontroerende sfeer. In het Kermis- en Circusmuseum te Steenwijk staat Circus Sarrasani in miniatuur in volle glorie opgesteld. En dat precies zeventig jaar na de Hongerwinter van 1944/1945. Voor de kinderen is er een speurtocht die ze in het museum en rond het circus lopend kunnen oplossen. Circus Sarrasani in miniatuur blijft de hele zomer in Steenwijk staan tot en met 30 augustus. Hooggeëerd publiek, kinderen van alle leeftijden, komt dat zien!