Circusgeschiedenis

Van toen naar nu

Circusweb brengt in kaart hoe het circus zich door de eeuwen ontwikkelde. De tijdlijn op deze pagina geeft weer welke gebeurtenissen – algemeen, nationaal en internationaal – aan de wieg staan van het circus in zijn huidige vorm.

De Nederlandse circuscultuur heeft een rijk verleden dat ooit begon met de Nederlandse koorddanser Pieter Magito. Op internationaal vlak startte dat met Philip Astley. Sinds de tijd van Magito en Astley is er binnen het circus veel veranderd.

Het circus ontwikkelt zich al honderden jaren. In die ontwikkeling werd zonder moeite rekening gehouden met de ontwikkeling van de maatschappij, technische vooruitgang en de veranderende smaak van de toeschouwer.

Algemene geschiedenis van het circus

Het circus

Circus is een vorm van podiumkunst waarbij het publiek onderdeel is van een communicatieproces.

Door middel van een applaus of een lach geeft het publiek aan de boodschap van de artiest te begrijpen.

Een kenmerk van een circusact is het buitengewone. De meeste mensen vliegen niet vaak aan een trapeze door de lucht en staan niet elke dag met zes tijgers in een kooi.

De vertekening van het dagelijkse is een belangrijk ingrediënt van het circus.

Het klassieke/ traditionele circus

Het begrip klassiek circus is niet een eenduidig begrip. In de jaren tachtig had klassiek circus namelijk een andere interpretatie dan vandaag de dag.

Volgens literatuur uit de jaren ’80 ligt bij het klassieke circus het accent op paardendressuur en op hogeschool.

Bij andere circussen speelt acrobatiek en trapeze een grotere rol. Ook zijn er circussen waarbij dressuur met olifanten en roofdieren een fundamenteel onderdeel van het programma is.

Clownerie, acrobatiek en dierendressuur zijn de drie belangrijkste pijlers van het klassieke circus.

Literatuur uit 2014 vertelt ons dat de voorstelling van het klassieke circus een collectie circusacts is.

De ene na de andere circusdisciplines wisselen elkaar in een show af. Het klassieke circus ontvangt voornamelijk families, maakt een familievoorstelling en reist rond met een tent en wagens.

Terugblikkend op de geschiedenis van het circus wisselde de collectie van de circusacts geleidelijk aan. Bepaalde acts waren niet meer hip en verdwenen. Nieuwe circusdisciplines werden ontdekt en succesvolle prestaties van ergens anders werden toegepast. Toen bijvoorbeeld de fiets ontdekt werd, traden er al snel acrobaten met fietsen op.

Het moderne/ hedendaagse circus

Circustheater, modern circus, nouveau cirque, het nieuwe circus en het hedendaagse circus zijn termen die een podiumkunstvorm omschrijven waarbij theaterinvloeden met traditionele circustechnieken worden samengevoegd.

Het moderne circus is geen vervanger van het klassieke circus. Over het algemeen speelt modern circus op diverse plekken en ontvangt het een vrijzinnig publiek, dat interesse heeft in experimentele- en alternatieve vormen van theater.

Bij het moderne circus wordt dramaturgie toegepast op het circus. Dramaturgie werd volgens traditie toegelegd op tekst. Maar het circus is de plek waar kunsten met het lichaam worden getoond, waardoor het enigszins tegenstrijdig is om over dramaturgie in het circus te spreken. Het enige dramaturgische aspect dat volgens circuscriticus Tuur Devens (2004) in het traditionele circus te vinden is, is de eenheid in stijl.

Circusdisciplines worden ingezet om een verhaal met een begin en een eind te vertellen. Dramaturgie wordt ingezet voor het bij elkaar houden van visuele fragmenten.

Een voorstelling ontwikkelt zich dan niet per se door een verhaal, maar door een aaneenschakeling van onder andere scènes, verhaalfragmenten, beelden, sferen en visuele landschappen.

Volgens Lievens (2014) zit de uitdaging voor dramaturgie in het creëren van een werkwijze die ervoor zorgt dat in de piste circus en theater (ook wel ‘sport’ en ‘beeltenis’) niet twee aparte onderdelen worden. Hiermee verandert ook de schoonheid van het circus. Wanneer het hoofddoel van een voorstelling niet langer het tonen van een technische prestatie is, wordt het geheel vaak minder spectaculair.

Het uitvoeren van gevaarlijke en spectaculaire handelingen blokkeert namelijk andere communicatie. Op het belangrijkste punt van een prestatie kan een artiest niet acteren.

Volgens Lievens (2014) is de dramaturgie bij het traditionele circus gebaseerd op de lichamelijke ontmoeting met de dood en op de schoonheid van het spectaculaire en het lichamelijke.

Maar het moderne circus zoekt naar het communiceren van een ander doel. Hierbij is de circusdiscipline niet meer het centrale doel.

De circusdiscipline kan gezien worden als een visueel element naast andere visuele elementen zoals het licht, de toeschouwer en de omgeving van de artiest en het publiek.

Het zijn allemaal visuele elementen die naast elkaar bestaan en zo een tekensysteem vormen.

De geschiedenis van het circus in Nederland

Van kermis naar circus

De methode van Astley (lees daarvoor het item binnen de internationale circusgeschiedenis) wist zich door kermismensen tot volkscultuur te ontwikkelen.

Het circus ging de kermissen langs. In tegenstelling tot de ‘vaste’ circussen kon het reizende circus op deze manier een gevarieerder en groter publiek bereiken.

De koorddansers die van oudsher op kermissen optraden, contracteerden paardrijders en clowns. En zo ontstonden de eerste rondreizende circussen.

1786 | Pieter Magito

In 1786 reisde de Nederlander Pieter Magito met kunstrijders/paardrijders de kermissen af.

Magito was een bijna tachtig jaar oude koorddanser die tot in zijn jaren als negentiger nog regelmatig op het koord zijn kunsten vertoonde. Deze koorddanser wordt beschouwd als de eerste Nederlandse circusdirecteur.

In 1796 trok Magito zich terug. Zijn rol werd later overgenomen door Lion Kinsbergen.

1798 | Lion Kinsbergen

Tot 1798 reisde Lion Kinsbergen met voltigeurs en koorddansers. In datzelfde jaar trad hij op in de tent van Magito op de Amsterdamse kermis.

In deze circusvoorstellingen speelde koorddansen een belangrijke rol. Maar in de loop der jaren kreeg het aandeel van kunstrijders een steeds grotere rol. De onderneming van Kinsbergen werd in 1805 betiteld als ‘paardenspel’.

Lion overleed in 1813. Onder andere door oorlogen maakte zijn circus geen grote ontwikkeling mee op het gebied van spektakelstukken met paarden in een vast gebouw.

Als een voortzetting van Lions paardenspel bekleedde de familie Kinsbergen toch een ruimte tijd een belangrijke plek in de wereld van het amusement.

Het Circus Kinsbergen bestond bijna honderdtachtig jaar totdat in 1980 het doek viel.

1845-1911 | Oscar Carré

De Duitse Wilhelm Carré en de Nederlandse Kätchen de Gast waren een van de eerste artiesten van het circus van Ernst Renz. Dat circus zou later uitgroeien tot een van de grootste circussen van de negentiende eeuw.

Wilhelm en Kätchen kregen in 1845 een zoon: Oscar Carré. De ouders van Oscar waren kunstrijders die in 1853 een eigen circus begonnen. Later gaf dat circus ook optredens op de Nederlandse kermissen.

Het was voor Oscar een leerschool die hem vormde tot een grote hogeschoolrijder en paardendresseur.

De band met de koninklijke familie

Wilhelm stopte in 1868 met het directeurschap. Oscar zette het werk van zijn vader voort. Na een optreden voor Koning Willem III op Paleis Het Loo kreeg het Circus Carré in 1870 de betiteling ‘Koninklijk Nederlansch’.

Voor Oscar Carré waren de relaties met koningshuizen belangrijk. Er zat een persoonlijke drijfveer in, omdat hij van jongs af aan niet met mensen van de kermis geassocieerd wilde worden; hij wilde meer aanzien dan dat zij kregen.

Daarnaast speelde het aspect marketing ook een rol in deze relaties. Voor zijn bedrijf was het beter om met het koningshuis geassocieerd te worden.

Circusgebouwen van Wenen tot Amsterdam

Oscar startte in midden Europa met ‘vaste’ circusgebouwen; in 1873 in Wenen en in 1878 in Keulen.

In Amsterdam liet hij houten circustheaters optrekken om voorstellingen in te presenteren. Die waren echter brandgevaarlijk en de Gemeente Amsterdam twijfelde aan een vergunning. De behoefte aan een vast circusgebouw in Amsterdam ontstond.

Oscar Carré liet in Amsterdam aan de Amstel een eigen circusgebouw bouwen dat in 1887 in gebruik werd genomen.

In de circusvoorstellingen werden acrobatisch nummers, clownerie, mimespel, waterballetten en paardenacts samengevoegd tot een geheel.

Oscar en zijn vrouw Amalia stonden bekend als uitmuntende hogeschoolrijders en paardendresseurs.

Oscar kon een grote hoeveelheid paarden tegelijkertijd laten steigeren. Een moeilijk iets en een vertoning die in die tijd uniek was.

Zware tijden

Op het hoogtepunt van de faam vond in 1891 een ramp plaats. Het circus was met de directie, artiesten, overig personeel en een grote verzameling dieren per trein op weg voor een gastoptreden in Hannover.

De speciale circustrein kwam in botsing met een personentrein. Er was veel materiële schade en er stierven mensen. Een van de doden was Amalia Carré, de vrouw van Oscar.

Het was een enorme klap voor Oscar. Het Circus Carré ging daarna wel door, maar op een andere manier. Het circus startte een nieuw hoofdstuk. In Amerika begon Buffalo Bill met het reizen met Western-achtige circusvoorstellingen. Dat verschijnsel waaide steeds meer over naar Europa.

Oscar Carré speelde daar op in en haalde op zijn manier de cowboys en indianen naar zijn voorstellingen.

Carré maakte verhalen rondom thema’s die het publiek kende. Zo gebruikte hij bij een voorstelling het thema ‘goldrush’ waar cowboys en indianen voor werden ingezet. De voorstellingen vormden een soort verhaal met een centraal thema. En dat komt tegenwoordig nog steeds terug in het circus.

Ieder jaar probeerde Oscar Carré met een vernieuwend spektakel vol technische snufjes te komen. Zo had hij in de piste een immense bak met een grote hoeveelheid water laten bouwen. Daar kwamen onder andere waterdieren en boten met artiesten en muzikanten op voorbij.

Met de spektakelstukken liep Oscar voor op de latere grote gemonteerde films. Destijds was film een magisch iets wat voor de mensen bijna niet te bevatten was. Oscar Carré schafte een filmapparaat aan en filmde daarmee een intocht van Koningin Wilhelmina; dat is binnen Nederland nog steeds een van de oudst bewaarde stukjes filmmateriaal.

Na het treinongeluk in 1891 hertrouwde Oscar Carré en probeerde op een zo goed mogelijke manier het circus te vernieuwen en voort te zetten. In de twintigste eeuw werd dat moeilijker. Het publiek wilde steeds meer spektakel en spektakel kost geld.

De artiesten moesten hun gage ontvangen, de grote hoeveelheid paarden moesten verzorgd worden en de vaste circusgebouwen in Europa moesten worden onderhouden. De zakelijke kant van het circus kende steeds moeilijkere momenten.

Daarnaast werd Carré ingehaald door steeds groter wordende circusconcurrenten als Schumann, Busch en Renz. Toen in 1897 zijn tweede vrouw stierf, trok Oscar zich terug uit de circuswereld. Het theater aan de Amstel verhuurde hij. Maar al snel kroop het bloed waar het niet gaan kon.

Oscar Carré kwam terug naar Nederland en trouwde met de hogeschoolrijdster Edith Adams. Na een moeilijke tijd kende het circus toch een tijdperk van een redelijke bloei. Echter werden de bedrijfsinkomsten steeds minder om het circus overeind te houden.

Kort voor zijn dood in 1911 verkocht Oscar zijn reizende circus aan het Circus Sarrasani. Het gebouw aan de Amstel werd door nazaten verkocht en is vandaag de dag nog steeds in gebruik als ‘Koninklijk Theater Carré’.

Oscar Carré kan gezien worden als de grote man van het circus in Nederland. In een tijd dat kermissen verdwenen, werd ook de omgeving van het circus bedreigd. Maar Carré ging door en gaf op een hoog niveau voorstellingen om het circus een toekomst te geven.

1914-1918 | Het circus in de Eerste Wereldoorlog

Door de Eerste Wereldoorlog lag de circuswereld in Europa plat. Materiaal kon niet onderhouden worden, dieren werden opgeofferd voor de oorlog en veel artiesten sneuvelden.

Vlak na de Eerste Wereldoorlog gaven enkele buitenlandse circussen toch een bezoek aan Nederland. Duitse circussen als Paul Busch en Hagenbeck en Franse circussen als Bouglione en Amar bezochten Nederland om voorstellingen te geven.

Echter wisten de toen bestaande Nederlandse circusondernemingen zich niet uit te bouwen tot grote nationale circussen.

Vanaf 1923 | Het Nederlandse Circus Renz

Arnoldus Nicolaas van der Vegt liep in 1897 op zijn veertiende weg bij huis om met het circus mee te gaan.

Gedurende de jaren reisde hij met circussen en variétés. Hij had een grote liefde voor paarden, trad onder andere op als cowboyartiest en belandde in 1902 bij het circus van de Duitser Ernst Renz.

De oude Renz was enkele jaren eerder overleden en het circus ging hard achteruit. Ondanks dat keek Arnoldus nog altijd enorm op tegen circusdirecteur en paardendresseur Ernst Renz.

Na wat omzwervingen begon Van Der Vegt in 1923 in Nederland zijn eigen circus. Ter ere van zijn grote voorbeeld noemde hij zijn eigen zaak ‘Circus Renz’.

1940-1945 | Het circus in de Tweede Wereldoorlog

Gedurende de bezetting waren circussen als Boltini en Mullens te vinden in circus- en variététenten op de kermissen.

Maar in het jaar 1945 stond het circus er slecht voor. Veel Joodse artiesten hadden de oorlog niet overleefd, de circusdieren waren uitgehongerd en het materiaal was zwaar beschadigd.

Toch wist het circus zich overeind te houden. Er was een grote behoefte aan amusement die het circus liet bloeien.

Die groei duurde tot de jaren vijftig. Vier circussen die tegenwoordig niet meer bestaan, waren toonaangevend in deze periode; Circus Mullens, Circus Mikkenie, Circus Van Bever en Circus Strassburger.

Vanaf 1960 | Circus Toni Boltini

Toni Boltini kwam ter wereld en groeide op in het variété.

Zijn grootvader was goochelaar op kermissen en zijn grootmoeder kwam uit een kermisfamilie.

De hele familie werkte in het kermisvariété hard mee als acrobaat, clown of goochelaar. De voorstellingen liepen als een trein; op goede dagen werden er soms meer dan twintig voorstellingen op één dag gegeven.

De familie Boltini kocht een tent en ging in 1947 voor het eerst als Circus Boltini op reis. Tot 1959 bleef het een familiebedrijf waarin zowel Toni als zijn broer een belangrijke rol speelden. In hetzelfde jaar gingen de broers uit elkaar en startte Toni zijn eigen grote circusshow.

Toni Boltini pakte het met zijn eigen circus groots aan. Hij had als circusdirecteur een perfect gevoel voor publiciteit. Daarbij maakte het hem niet uit of deze aandacht positief of negatief was; elke vorm van gratis aandacht was mooi meegenomen.

Wanneer er geen nieuws was, zórgde Boltini wel voor nieuws. Zelfs als hij daar wilde circusdieren voor moest laten ‘ontsnappen’. Daarnaast zorgden optredens van popartiesten of topless danseressen voor extra publiciteit.

Toni Boltini vond de hydraulische circustent uit, die plek had voor zevenduizend bezoekers. De complete tent kon in anderhalf uur staan. Hiermee kon hij met zijn circus dagelijks in een andere plaats spelen om shows met gevaarlijke acrobatische stunts en exotische dieren te tonen.

Aan het einde van 1980 stopte het circus van Toni Boltini. Toni Boltini stierf in 2003.

1960-1980 | Een circusarme periode

Tussen 1960 en 1980 was het somber gesteld met het circus in Nederland. De belangstelling van het publiek daalde en grote circussen vielen om.

Er waren slechts enkele kleine circussen als: Hoepla en Renz. En er was één groot circus, het Circus Toni Boltini.

1971-heden | Het kerst- en wintercircus

Vanaf de jaren 70 maakt Nederland kennis met een nieuw fenomeen: het kerstcircus.

In de winterse periode rondom de feestdagen ontstaat er gedurende de jaren een ware traditie. Circuskunsten en het samenzijn met familie en vrienden wordt het ultieme familie-uitje in de decembertijd.

De grondleggers

In 1971 zijn ‘Kerstcircus Ahoy’ (Rotterdam) en het ‘Kerstwintercircus’ (Eindhoven) grondleggers van het kerst- en wintercircus.

Niet veel later volgt in 1980 Wintercircus Martin Hanson, die in december en januari tourde langs de theaters. Hansons dochter Arlette zet het werk van haar vader voort. De laatste voorstelling van Wintercircus Arlette Hanson speelde in januari 2018.

Wereldkerstcircus: het circus terug in Carré

In 1985 startten journalist en impresario Henk van der Meijden en impresario Wout van Liempt het Wereldkerstcircus Carré. Hun motto: “het maakt niet uit wat het kost, maar we halen de absolute wereldtop op circusgebied rond de feestdagen naar Koninklijk Theater Carré.”

Met succes! Tot vandaag de dag is het Wereldkerstcircus een van de best bezochte kerstcircussen van Nederland én is het jaarlijks een van de belangrijkste events voor Theater Carré.

Van Haarlem tot Enschede

Steeds meer circusorganisatoren startten hun eigen winterproducties.

Zo verlengde Nederlands Nationaal Circus Herman Renz vanaf 1991 hun tour met een kerstcircus in Haarlem.

Vanaf 1994 organiseerde acteur Wim Zomer samen met Jeroen Harleman het ‘Wintercircus Apeldoorn’. Een gezellige productie met opkomende talenten en gevestigde circusnamen in één voorstelling. Zomer en Harleman organiseerden hun wintercircus-versie tot 2010. Daarna kwam het circus in handen van een nieuwe organisator.

In 1995 begon Bram van der Weide het ‘Internationaal Circusfestival Enschede’. Een jarenlang toonaangevend circusfestival, waar aan circustalenten de bronzen, zilveren en gouden clown werd uitgereikt. Het Circusfestival stopte – na enkele directiewisselingen – in 2018.

Het huidige kerstcircus

Vandaag de dag kent Nederland bijna dertig kerst- en wintercircussen.

De traditie – waarvan de wortels onder andere in Nederland liggen – is inmiddels ook een geliefde activiteit in België en Duitsland. Ook daar vind je een grote hoeveelheid kerstcircussen.

De jaren 80 | Een bloei van het Nederlandse circus

1980 was in Nederland een druk circusjaar. Circus Piste, Renz, Hoepla, Mini, Charivari, Mikkenie, Boltini en het grote Duitse Circus Krone reisden in dat jaar in Nederland.

Daarnaast gingen er drie nieuwe Nederlandse circussen op tournee; Circus Sjoukje Dijkstra, Circus Holiday en Circus Bassie & Adriaan.

Circus Bassie & Adriaan

De eerste circusonderneming was Circus Bassie & Adriaan, opgericht door Joop van den Ende en een omroepvereniging.

De twee televisiesterren waren de directie en vulden een groot deel van de voorstelling. Hun aanwezigheid zorgde voor goed gevulde tenten. Het karakter van de voorstelling was te vergelijken met het karakter van een revue; zang, dans, variété en komische sketches wisselden elkaar af.

Vanwege de strakke regie, de goede belichting en verrassende aankleding was Circus Bassie & Adriaan ook voor een wat ouder publiek interessant.

Circus Sjoukje Dijkstra

De tweede nieuwe circusonderneming was Circus Sjoukje Dijkstra. De voormalige kunstschaatsster Sjoukje Dijkstra en haar man en dresseur Karl Kossmayer begonnen een eigen circus.

Dat bleek achteraf een unit te zijn van de Duitse circusondernemer Carl Althoff. Toen Circus Sjoukje Dijkstra niet naar wens liep, haalde Althoff een jaar later de zaak weer terug naar Duitsland.

Hans Martens en Willem Smitt

De derde nieuwkomer was Circus Holiday van Hans Martens en Willem Smitt. Zij maakten hun circus zonder de steun van televisiesterren of de financiering van een groot buitenlands circus.

De dagelijkse leiding lag in de handen van Hans Martens, een telg uit een oude circusfamilie. Hij leerde het vak onder andere in het oude Circus Boltini.

Willem Smitt was verantwoordelijk voor het financiële beleid en de publiciteit. Smitt wist twaalf sponsoren te vinden die samen een opbrengst van één miljoen Gulden bezorgden. Het eigen kapitaal en het door sponsoren ingelegde geld creëerden een sterke financiering voor Circus Holiday. Dat was ook nodig; het circus had dagelijks ongeveer 17.000 Gulden aan kosten.

Rond 1990 doopten Martens en Smitt in Nederland het Circus Holiday om tot het Staatcircus van Moskou. Ze tourden met een Russisch ensemble, waaronder de beroemde Russische clown Oleg Popov. Het was Popov die voor grote publiciteit zorgde en die veel bezoekers naar het circus trok.

In de latere jaren negentig startte Martens zijn eigen circus, wederom onder de naam ‘Staatcircus van Moskou’.

Smitt begon zijn eigen circusonderneming met de naam Groot Russisch Staatcircus. Beide circussen zijn inmiddels verdwenen.

Hans Martens overleed in 2011. Willem Smitt stierf in 2019.

Vanaf 1992 | De familie Teuteberg en Circus Royal

Een van de acts in Circus Holiday (zie vorig geschiedenis-item) was de clownsact van Los Ginos. Een van de beste muzikale clownsacts ter wereld die circusdirecties bijzonder graag in hun voorstelling wilden laten optreden.

De basis van deze acts waren de ‘domme august’ Joop Teutenberg en zijn vrouw die de ‘wijze clown’ speelde. De clowns tourden jarenlang langs de grote Europese circussen; van Sarassani tot het Cirque d’Hiver Bouglione en grote circusfestivals.

Joop Teutenberg stamt uit een Nederlandse circusfamilie. Zijn grootvader begon in 1900 het Circus Royal. Een voor die tijd schitterend kwaliteitscircus.

Joop wilde het circus van zijn voorouders een nieuw leven geven. Zo ontstond in 1992 hun eigen Circus Royal dat eerst alleen optredens gaf als kerstcircus. Kerstcircus Royal kreeg een grote bekendheid vanwege zijn sterke programma’s en de fantastische sfeer.

Vanaf 1994 ging het circus ook tijdens de zomermaanden op tournee. Circus Royal presenteerde puur en authentiek circus met eerbied voor het verleden; een circusvoorstelling met goede clowns, spectaculaire acrobatiek, exotische dieren, een circusorkest en de onvervalste sfeer van het klassieke circus.

Circus Royal reisde rond tot 1999. Hoge kosten en wegblijvend publiek konden van Royal geen rendabel geheel maken.

Echter bleef het Kerstcircus Royal wel bestaan. Ieder jaar verzorgde het circus rond de feestdagen in december een kerstcircus in Dordrecht. In 2014 stopte de familie Teutenberg met deze jaarlijkse traditie vanwege financiële tegenslagen.

In 2021 keerde Antonie Teuteberg terug naar Dordrecht. De traditie – gestart door zijn ouders – zet hij voort als het ‘Dordts Wintercircus Royal’.

1991-2015 | Nederlands Nationaal Circus Herman Renz

Het Nederlandse Circus Renz (lees eerder geschiedenis-item) kende ontzettend goede tijden en ook mindere tijden.

Een nieuwe start: Circus Herman Renz

In 1991 zette Herman van der Vegt – Renz de Nederlandse circustraditie voort onder de naam ‘Circus Herman Renz’.

In vijf jaar tijd wist hij met zijn vrouw Diana van Circus Herman Renz het grootste circus van de Benelux te maken. Het circus kreeg te maken met een grote belangstelling. Ieder jaar presenteerde Herman Renz een nieuw kwaliteitsprogramma. Herman en Diana toonden zelf in de voorstellingen de acts met olifanten en paarden.

Dit hebben zij tot 1996 kunnen doen. In maart van dat jaar overleden zij in hun woonwagen aan de gevolgen van koolmonoxidevergiftiging.

Na Hermans dood wilde zijn moeder het circus voor 800.000 Gulden verkopen. Het circus werd overgenomen door onder andere de zus van Diana, haar echtgenoot en enkele vaste medewerkers/ vrienden. Dankzij een sponsordeal met Aad Ouborg van Princess Household kon de Nederlandse Renz-traditie worden voortgezet.

Het nieuwe directieteam zette het werk van Herman & Diana voort. Circus Herman Renz tourde ieder jaar met een compleet nieuw circusprogramma en trok daar jarenlang enorm veel bezoekers mee.

De voorstelling had ieder jaar een bepaald thema waarin gewerkt werd. Zo kreeg de voorstelling van 2005 bijvoorbeeld de naam ‘Hello Hollywood’. Een show in de stijl van de Hollywood film. Hier kwam onder andere een Western show in voorbij, een catwoman trad op aan de trapeze en een Gouden Oscar toonde een handstandact.

Daarnaast presenteerde Circus Herman Renz ook voorstellingen met een overkoepelde ‘sfeer’. In 2014 en 2015 heetten de voorstellingen ‘Miracles’ en ‘WOW’. Onder andere bij deze voorstellingen werd er gewerkt met een eenheid in sferen die tijdens de voorstellingen werden gehanteerd; dat gebeurde bijvoorbeeld door het gebruik van bepaalde muziekstijlen, belichting en een eenheid in kostumering.

Nog vóór een verbod op wilde dieren reisde Herman Renz vanaf 2013 zonder wilde dieren.

In oktober 2015 viel het doek voor Circus Herman Renz. Door teruglopende bezoekersaantallen en stijgende kosten ging het circus failliet. De Belastingdienst verrichte een inbeslagname en de inventaris werd verkocht. Het faillissement en de gang van zaken daaromheen kreeg veel media-aandacht.

Vanaf 2006 | Hbo-circusopleidingen in Nederland

2006 | Hbo-opleiding ‘Circus Arts’, Codarts te Rotterdam

Met ingang van 1 september 2006 startte Codarts, Hogeschool voor de Kunsten in Rotterdam biedt als eerste in Nederland de vierjarige voltijd hbo-opleiding ‘Circus Arts’ aan. Codarts, vooral bekend door haar opleidingsinstituten de Rotterdamse Dansacademie en het Rotterdams Conservatorium, boort hiermee een nieuwe markt aan.

Er is steeds meer vraag naar artiesten met een circusachtergrond. Ná de opleiding liggen er voor de afgestudeerden werkkansen in het binnen- en buitenland in verschillende deelmarkten zoals: het klassieke circus, het hedendaagse circus, het variététheater, de entertainmentindustrie en locatie- of straattheater. Er wordt binnen de opleiding niet gewerkt met dieren.

De aansluiting van deze circusopleiding bij de overige opleidingen van Codarts (Dans, Muziek, Docent Dans en Docent Muziek) maakt het voor studenten mogelijk ook met deze disciplines kennis te maken en/of ze zelfs te integreren binnen hun studie.

2007 | Hbo-opleiding ‘Circus and Performance Art’, Fontys te Tilburg

Studenten die zich willen ontwikkelen in Circus en Performance Art kunnen sinds augustus 2007 ook terecht op de circusopleiding van Fontys Hogeschool voor de Kunsten.

Deze opleiding levert een bijdrage aan de ontwikkeling en de verrijking van de hedendaagse circuskunst. Naast een brede variëteit
aan circusdisciplines is er aandacht voor clownerie en nieuwe technieken als: verticaldance en breakdance.

Verder staan mime, beweging, performance art en objectenwerk op het programma.

De andere kunstdisciplines van Fontys maken combinaties mogelijk met drama, beeldende kunst, dans, muziek en bewegingsonderwijs.

Vanaf 2007 | De opkomst van hedendaagse circusfestivals

Vanaf 2007 maakt Nederland kennis met hedendaagse circusfestivals.

2007 | Festival Circolo

Dit begon bij het theaterfestival ‘Boulevard’ in Den Bosch. De toenmalige directeur Wim Claessen had – voordat hij met pensioen ging – nog twee wensen. Eén: het oprichten van een circusopleiding. Twee: het organiseren van een circusfestival.

Zo ontstond in 2007 de circusopleiding bij Fontys in Tilburg (zie vorig geschiedenis-item) en startte in hetzelfde jaar de eerste editie van Festival Circolo. Dat speelde op Landgoed Velder in Liempde. In het ‘nu’ speelt Festival Circolo jaarlijks in het Spoorpark in Tilburg.

Festival Circolo stimuleert – met een professionele en persoonlijke aanpak – de ontwikkeling van het nieuwe circus. Jaarlijks beleeft een groot publiek internationale topvoorstellingen in de tenten in het Spoorpark en op externe plekken (zoals de Tilburgse Schouwburg).

Eveneens biedt Festival Circolo jonge makers (onder andere afkomstig van de Tilburgse circusopleiding) een podium om te ontwikkelen en om kersverse creaties uit te voeren.

2009 | Circusstad Festival

De Rotterdamse circushogeschool Codarts had een eerste lichting circusstudenten die afstudeerden. Weinig mensen wisten dat de opleiding bestond en het werkveld voor modern circus in Nederland was klein.

Later bundelden Codarts, Jeugdcircus Rotjeknor, het Luxor Theater en Theater Rotterdamse hun krachten. Zij wilden een spraakmakend circusevenement.

Maaike van Langen – die zich al jaren inzette voor meer ‘circus’ in Theater Rotterdam – werd destijds gevraagd voor de programmering. Dirk Evers kreeg de zakelijke leiding, vanwege zijn achtergrond in de fondsenwereld van culturele evenementen. En zo begon in 2009 het festival Circusstad Rotterdam.

Met passie werkt het Circusstad-team samen aan de ontwikkeling van circustheater als eigentijdse, innovatieve vorm van podiumkunst en het betrekken van een zo breed mogelijk publiek.

Meer hedendaagse circusfestivals

Naast de toonaangevende festivals Circusstad en Circolo vind je nog meer hedendaagse circusfestivals in Nederland.

Zo barstte in 2018 de eerste editie los van Circusbende. Een festival dat uitblinkt door een laagdrempelig karakter met een professioneel en verrassend artistiek aanbod. Circusbende schrijft een ode aan de rafelranden met ruimte voor ontdekking, spontaniteit en experiment. Naast een jaarlijkse festivaleditie op de Amsterdamse NDSM-werf is Circusbende sinds 2023 ook te zien in het Amsterdamse Flevopark.

En in 2021 startte ‘This is not a circus’: een initiatief van TENT in samenwerking met Theater Bellevue te Amsterdam.

2013 | Circus als immaterieel erfgoed

Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed maakte in 2013 bekend dat de traditie van het circus officieel erkend werd als immaterieel erfgoed.

Door deze erkenning worden de tradities en rituelen van het circus doorgegeven en beschermd.

Geschiedenis-highlights van het circus in het buitenland

Tot 220 na Christus | Circus in de oudheid van de Chinezen, Grieken en Romeinen

De mens heeft altijd behoefte aan vermaak gehad; het zorgde voor afwisseling in de dagelijkse routine.

Uit het oude China zijn afbeeldingen en beelden afkomstig waar komieken, jongleurs en acrobaten op te zien zijn.

Dezelfde drie karakters vermaakten ook het volk uit de Griekse oudheid.

In het Romeinse Rijk werden grote spektakels georganiseerd. In Circus Maximus in Rome zag het publiek voornamelijk wagenrennen. Het was een populaire vorm van vermaak waar duizenden mensen van genoten.

1770 | Philip Astley

Het circus zoals de meeste mensen het kennen, ontstond rond het jaar 1770.

De Engelse cavaleriesoldaat Philip Astley had na de oorlog niet veel meer dan een paard. Daarmee gaf hij in Londen demonstraties in het kunstrijden om in zijn levensonderhoud te voorzien.

Astley vond op een dag een ring. Toen een eigenaar daarvan niet kwam opdagen, bezorgde dat Philip een kapitaal om in Londen een klein stadion met deels overdekte tribunes te bouwen.

Hier begon hij met het geven van voorstellingen die aantrekkelijker werden door de wisselwerking van grote militaire spektakelstukken met paarden en clowns- en acrobatiekacts. De methode bleek een succes, want al snel opende Astley nog een circus in Parijs.

Nog voor 1780 moest Astley overeind zien te blijven naast enkele concurrenten; steeds meer mensen namen het idee van Philip over.

1850 | Het circus en de kunstenaar

Ver voor de negentiende eeuw verbeeldden kunstenaars al clowns, narren of komedianten.

Maar vanaf circa 1850 werd het circus een ware bron van inspiratie voor kunstenaars.

Het circus kwam los van de kermis. Bijna elke grote Europese stad had een circusgebouw waar veel publiek op af kwam.

Tussen die toeschouwers zaten ook kunstenaars. Zij wilden zich afzetten tegen de traditionele academische schilderkunst die veelal werkte met onderwerpen als literatuur of mythologie. De kunstenaars wilden het moderne uitgaansleven in beeld brengen.

De kunstenaars begonnen het circus interessant te vinden. Het circus is een wereld van uitersten in de piste en daarbuiten.

In de piste zag men wit geschminkte clowns of acrobaten in glitterkostuums en enkele minuten later kwamen olifanten of tijgers voorbij.

Verder was er het grote verschil tussen het glamoureuze optreden in de volgspot en vaak het leven vol armoede achter de schermen.

Terwijl een artiest bijvoorbeeld in een act enkele minuten met het leven speelde, keerde dezelfde grote artiest na de voorstelling terug naar de woonwagen of moest de ster helpen met andere werkzaamheden binnen het circus.

Deze wereld vol uitersten werd door kunstenaars gezien als de metafoor voor het bestaan van de mens.

1871 | The Greatest Show on Earth

Barnum & Bailey

In 1810 werd de Amerikaan Phineas Taylor Barnum geboren. Op jonge leeftijd was hij al een showman (Doveren en Thomas, 1955). Zijn eerste stunt was het tonen van een 161-jarige negerin die de verzorgster van president Washington zou zijn geweest. In Europa hoorde hij de stem van zangeres Jenny Lind. Hij haalde haar naar Amerika. Lind, met als bijnaam ‘de Zweedse nachtegaal’, gaf in Amerika tientallen concerten. Hier verdiende Barnum veel geld aan.

Na deze successen begon hij een menagerie, een verzameling wilde dieren die in gevangenschap worden getoond. Later startte hij zijn eigen circus waar olifant Jumbo een grote attractie in was. Toen Jumbo door een botsing met een locomotief stierf, wilde Barnum een nieuwe olifant hebben.

In de menagerie van zijn grote concurrent James A. Bailey was een olifantje geboren en Barnum wilde het dier voor veel geld overnemen. Maar in plaats van langer elkaars concurrenten te zijn, besloten de heren samen te werken.

De twee compagnons hadden samen sinds 1871 de leiding over het grootste circus ter wereld. Ze reisden rond als ‘the Greatest Show on Earth’. Meer dan duizend man personeel en artiesten en een enorme verzameling dieren reisden mee.

Het circus bood drie verschillende attracties aan; de circusvoorstelling, de menagerie en de abnormaliteitenshow. De menagerie was een complete dierentuin die bestond uit olifanten, roofdieren, neushoorns en andere exotische dieren. In de abnormaliteitenshow kon het publiek onder andere de magerste mens ter wereld, een degenslikker, de hindoe met het dubbele lichaam en magnetische dame zien.

Barnum en Bailey contracteerden de allerbeste artiesten uit die tijd. Ze betaalden de artiesten veel geld. Daartegenover stond dat er van de artiesten veel gevraagd werd. Het circus reisde namelijk van april tot en met november vrijwel elke dag naar een andere plaats. In 1897 maakte het circus de oversteek naar Europa en trad men onder andere in Nederland op.

Ringling Brothers, Barnum and Bailey

In 1891 stierf Barnum en Bailey overleed in 1908. De gebroeders Ringling die inmiddels een hoge functie binnen het bedrijf hadden, kochten het circus. Zij zetten het levenswerk van Barnum en Bailey voort. Typerend was de circusparade waar artiesten, medewerkers en dieren in een parade door de stad kwamen om te laten zien dat het circus in de stad was.

Het circus had in de jaren vijftig van de vorige eeuw een wankele positie. Door enkele tegenslagen, de hoge kosten van het topprogramma en het verwende en onberekenbare Amerikaanse publiek. De opkomst van film en televisie liet de smaak van de mens veranderen.

Irvin Feld kocht Ringling Brothers, Barnum and Bailey in 1967. Hij veranderde het concept van het circus; de nadruk moest meer komen te liggen op de kwaliteit van de show en de abnormaliteitenshow verdween. Het circus ging verdeeld over twee units op reis om meer mensen te bereiken.

De voorstellingen werden onder Feld gegeven in stadions. Het ‘nieuwe’ Ringling kende zijn absolute hoogtepunt met Gunther Gebel-Williams. Hij was een van de grootste dierentrainers aller tijden en veranderde het gezicht van het Amerikaanse circus. Een ware circusster die met zijn spectaculaire acts meer dan twintig jaar de harten van het Amerikaanse publiek stal als ‘Lord of the Ring’.

The Greatest Show on Earth had sinds ongeveer 2005 te maken met teruglopende bezoekersaantallen. Hiervoor probeerde men een oplossing te vinden door bijvoorbeeld de inzet van de eerste vrouwelijke spreekstalmeester, acts met motoren en het gebruik van een interactieve app. Maar Ringling Brothers Barnum & Bailey kon niet op tegen onder andere YouTube en Pokémon Go.

Vanwege de toenemende kritiek op het gebruik van olifanten in de show stopte Ringling Brothers Barnum & Bailey in 2016 met de optredens van de dikhuiden. Nadien ging het nog slechter met de kaartverkoop. Na 146 jaar lang circus te tonen, stopte The Greatest Show on Earth in (semi)definitief.

De laatste voorstelling werd op 21 mei 2017 ook live op Facebook uitgezonden. Binnen één dag bekeken meer dan anderhalf miljoen mensen het allerlaatste optreden.

In 2023 heropende het vernieuwde ‘Ringling’.

Vanaf 1965 | Jérôme Savary

Een ‘oprichter’ van het nieuwe circus is onder andere Jérôme Savary. Samen met zijn gezelschap maakte hij vanaf de jaren zeventig circus waarbij opera, muzikale komedie en muzikaal theater werden gemixt.

Van de buitenwijken van Parijs belandde men uiteindelijk in volle zalen in onder andere New York om daar hun voorstelling te spelen.

1975 | Circus Roncalli

Met de komst van het Duitse Circus Roncalli in 1975 kreeg het klassieke circus een nieuwe artistieke prikkel. Roncalli leek op een circus uit een prentenboek.

Naast elementen van het klassieke circus werden ook nieuwe theatrale elementen toegevoegd. Men werkte meer met belichting en bestaande circusacts werden gerestyled door middel van passende muziek en kostumering.

Nog steeds is Circus Roncalli een toonaangevend circus waarbij het gevoel voor detail perfect wordt toegepast.

Elementen van het klassieke circus worden gemengd met theaterelementen. Zo wisselt de klassieke clown een holografie af en de handstandacrobaat wordt afgewisseld door een modern circustheaterensemble.

1977 | Circus Oz

Aan het einde van de jaren zeventig ontstond in Australië Circus Oz. De oprichters wilden het nieuwe circus maken waarbij satire, theater en rock ’n roll de plek van dieren verving.

Promotors zorgden dat het circus na Australië ook een hit werd in onder andere New York en Amsterdam.

Vandaag de dag bestaat Circus Oz nog steeds en is het een van de bekendste gezelschappen van het nieuwe circus.

1984 | Cirque du Soleil

In 1984 startte een groep jonge Canadese straatartiesten met een zomerproject waarbij men zonder dieren theatrale en frisse circusvoorstellingen maakte. Dit gezelschap heette Cirque du Soleil. Het werd een andere bekende speler op het gebied van het nieuwe circus. De voorstellingen van het circusbedrijf werden wereldberoemd. Soleil slaagde erin om mensen die het circus niet of niet meer bezochten naar het circus te krijgen.

Een kenmerk van elke productie is de eenheid in muziek, belichting, kostumering en choreografie. Cirque du Soleil weet met elke productie een typerende sfeer neer te zetten waardoor de voorstelling overkomt als een doorlopend geheel. Daarnaast maakt Soleil zelf ook nieuwe groepsacts in bestaande circusdisciplines als de trampoline en de springplank. Een deel van de meewerkende artiesten heeft in de voorstelling een extra rol.

In de groepschoreografieën vervullen zij vaak de rol van een van de kleurrijke karakters die een verbindende rol hebben.

De geschiedenis van dieren in het circus

1831 | De eerste roofdierentemmer: Pierre Henri Martin

In 1820 was de Franse kunstrijder Pierre Henri Martin met een circus in het Duitse plaatsje Naumburg.

Daar dichtbij stond de menagerie van de rijke Nederlander Anton van Aken. Zijn dochter en Martin werden verliefd. Trouwen zat er niet in. Van Aken wilde niet dat zijn dochter met een simpele kunstrijder trouwde; hij wilde een rijke schoonzoon of een échte dierentemmer.

In de hoop dochter Van Aken weer te zien, liep Martin elke ochtend door de menagerie. Hier zaten allerlei wilde dieren. En op een dag haalde een tijger door de tralies naar hem uit. Martin kon net op tijd wegspringen en gaf het dier als straf een tik op zijn klauw. De volgende dag keek de tijger hem vijandig na. Dat bracht hem op een idee. Hij wilde de tijger temmen om indruk te maken op meneer Van Aken.

Sommige reizende menagerieën gaven in die tijd vertoningen met wilde dieren. Daarbij ging een dierentemmer met een gloeiend stuk ijzer een kooi in om zich te wapenen tegen het sterke dier. Maar dat dier werd alleen door het zien van de afschrikkende attributen al bang.

Martin deed het op een andere manier. Hij observeerde de gedragingen en reacties van de tijger. Na verloop van tijd ging hij vol zelfvertrouwen in de kooi om de tijger te temmen. Hij maakte indruk op de familie Van Aken en kreeg goedkeuring om met hun dochter te trouwen. Van de huwelijksgift kocht Martin menagerieën in Londen, Liverpool en Amsterdam. Martins werk als dompteur was hier een grote attractie. In 1831 trad Henri als eerste op met roofdieren in het Parijse Cirque Olympique.

Later werd Pierre Henri Martin oprichter van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam.

1841 | Hagenbeck; van dierenhandel tot circusdieren

In 1841 werd in Hamburg Carl Hagenbeck geboren. Zijn vader was vishandelaar dichtbij de haven. Hij verdiende wat bij door de handel in exotische dieren. Die dieren kocht hij van medewerkers van de schepen en hij verkocht ze weer aan reizende menagerieën, kermisexploitanten en dierentuinen.

Vele diersoorten behoorden tot de inventaris. Van paarden tot papegaaien en van apen tot ijsberen; Carl groeide tussen de dieren op. Toen Carl achttien was, werd hij zelf dierenhandelaar.

Om moeilijke tijden door te komen, startte hij met exposities van vreemde volkeren. Onder andere Eskimo’s, Afrikanen en Singalezen kon men in de tentoonstellingen zien. Veel mensen hadden nog nooit van die volkeren gehoord en de tentoonstellingen werden een groot succes.

Na de rondreis met de Singalezen-tentoonstelling waar een kudde olifanten bij hoorde, wist Hagenbeck niet waar hij de dieren onderbrengen kon. Hij bracht ze onder in een nieuwe onderneming: zijn eigen circus.

In die tijd werden dieren op een zeer wrede manier gedresseerd. Maar Carl wilde breken met die gewoonte; hij wilde werken met een zachte en beschaafde manier van dresseren. Uit eigen ervaring wist hij dat je met vriendschap bij een dier meer bereikt dan met geweld.

Hij hield rekening met het individuele karakter van het dier en de nadruk in zijn dressuur lag op de goede verhouding tussen mens en dier. Met veel succes trad hij jarenlang met diverse dieren op in verschillende circussen. Veel dresseurs zijn hun manier van dresseren gaan baseren op die van Hagenbeck.

Vanaf 1980 | Kritiek op wilde circusdieren

Het gebruik van wilde dieren in het circus wordt al jaren bekritiseerd. In de jaren tachtig voerden dierenactivisten al acties tegen het gebruik van wilde dieren tijdens de Nederlandse tour van het Duitse Circus Krone. Het optreden met wilde dieren in het circus staat meer dan ooit onder druk.

2015 | Verbod op het gebruik van wilde dieren in het circus

In Nederland is het gebruik van wilde circusdieren sinds 15 september 2015 verboden.

In België, Oostenrijk, Griekenland, Finland en Nieuw Zeeland gold er op dat moment al een verbod op (bepaalde) wilde diersoorten.

De onderbouwing voor een verbod op wilde circusdieren is dat het kabinet een maatschappelijke trend constateerde waarbij het belang van het dier steeds meer meetelt. De intrinsieke waarde van het dier weegt zwaarder dan het doel ‘vermaak’ waarvoor het wilde dier in het circus werd gebruikt.

Heden | Toegestane diersoorten

Zoogdiersoorten die wél in het circus mogen optreden zijn: paarden, ezels, honden, katten, schapen, geiten, varkens, runderen, alpaca’s, lama’s, kamelen, dromedarissen, tamme muizen, goudhamsters, bruine ratten, gerbils, konijnen en cavia’s.

Ook reptielen, amfibieën, insecten en vogels mogen nog steeds in het circus optreden.