De Duitse Wilhelm Carré en de Nederlandse Kätchen de Gast waren een van de eerste artiesten van het circus van Ernst Renz. Dat circus zou later uitgroeien tot een van de grootste circussen van de negentiende eeuw.
Wilhelm en Kätchen kregen in 1845 een zoon: Oscar Carré. De ouders van Oscar waren kunstrijders die in 1853 een eigen circus begonnen. Later gaf dat circus ook optredens op de Nederlandse kermissen.
Het was voor Oscar een leerschool die hem vormde tot een grote hogeschoolrijder en paardendresseur.
De band met de koninklijke familie
Wilhelm stopte in 1868 met het directeurschap. Oscar zette het werk van zijn vader voort. Na een optreden voor Koning Willem III op Paleis Het Loo kreeg het Circus Carré in 1870 de betiteling ‘Koninklijk Nederlansch’.
Voor Oscar Carré waren de relaties met koningshuizen belangrijk. Er zat een persoonlijke drijfveer in, omdat hij van jongs af aan niet met mensen van de kermis geassocieerd wilde worden; hij wilde meer aanzien dan dat zij kregen.
Daarnaast speelde het aspect marketing ook een rol in deze relaties. Voor zijn bedrijf was het beter om met het koningshuis geassocieerd te worden.
Circusgebouwen van Wenen tot Amsterdam
Oscar startte in midden Europa met ‘vaste’ circusgebouwen; in 1873 in Wenen en in 1878 in Keulen.
In Amsterdam liet hij houten circustheaters optrekken om voorstellingen in te presenteren. Die waren echter brandgevaarlijk en de Gemeente Amsterdam twijfelde aan een vergunning. De behoefte aan een vast circusgebouw in Amsterdam ontstond.
Oscar Carré liet in Amsterdam aan de Amstel een eigen circusgebouw bouwen dat in 1887 in gebruik werd genomen.
In de circusvoorstellingen werden acrobatisch nummers, clownerie, mimespel, waterballetten en paardenacts samengevoegd tot een geheel.
Oscar en zijn vrouw Amalia stonden bekend als uitmuntende hogeschoolrijders en paardendresseurs.
Oscar kon een grote hoeveelheid paarden tegelijkertijd laten steigeren. Een moeilijk iets en een vertoning die in die tijd uniek was.
Zware tijden
Op het hoogtepunt van de faam vond in 1891 een ramp plaats. Het circus was met de directie, artiesten, overig personeel en een grote verzameling dieren per trein op weg voor een gastoptreden in Hannover.
De speciale circustrein kwam in botsing met een personentrein. Er was veel materiële schade en er stierven mensen. Een van de doden was Amalia Carré, de vrouw van Oscar.
Het was een enorme klap voor Oscar. Het Circus Carré ging daarna wel door, maar op een andere manier. Het circus startte een nieuw hoofdstuk. In Amerika begon Buffalo Bill met het reizen met Western-achtige circusvoorstellingen. Dat verschijnsel waaide steeds meer over naar Europa.
Oscar Carré speelde daar op in en haalde op zijn manier de cowboys en indianen naar zijn voorstellingen.
Carré maakte verhalen rondom thema’s die het publiek kende. Zo gebruikte hij bij een voorstelling het thema ‘goldrush’ waar cowboys en indianen voor werden ingezet. De voorstellingen vormden een soort verhaal met een centraal thema. En dat komt tegenwoordig nog steeds terug in het circus.
Ieder jaar probeerde Oscar Carré met een vernieuwend spektakel vol technische snufjes te komen. Zo had hij in de piste een immense bak met een grote hoeveelheid water laten bouwen. Daar kwamen onder andere waterdieren en boten met artiesten en muzikanten op voorbij.
Met de spektakelstukken liep Oscar voor op de latere grote gemonteerde films. Destijds was film een magisch iets wat voor de mensen bijna niet te bevatten was. Oscar Carré schafte een filmapparaat aan en filmde daarmee een intocht van Koningin Wilhelmina; dat is binnen Nederland nog steeds een van de oudst bewaarde stukjes filmmateriaal.
Na het treinongeluk in 1891 hertrouwde Oscar Carré en probeerde op een zo goed mogelijke manier het circus te vernieuwen en voort te zetten. In de twintigste eeuw werd dat moeilijker. Het publiek wilde steeds meer spektakel en spektakel kost geld.
De artiesten moesten hun gage ontvangen, de grote hoeveelheid paarden moesten verzorgd worden en de vaste circusgebouwen in Europa moesten worden onderhouden. De zakelijke kant van het circus kende steeds moeilijkere momenten.
Daarnaast werd Carré ingehaald door steeds groter wordende circusconcurrenten als Schumann, Busch en Renz. Toen in 1897 zijn tweede vrouw stierf, trok Oscar zich terug uit de circuswereld. Het theater aan de Amstel verhuurde hij. Maar al snel kroop het bloed waar het niet gaan kon.
Oscar Carré kwam terug naar Nederland en trouwde met de hogeschoolrijdster Edith Adams. Na een moeilijke tijd kende het circus toch een tijdperk van een redelijke bloei. Echter werden de bedrijfsinkomsten steeds minder om het circus overeind te houden.
Kort voor zijn dood in 1911 verkocht Oscar zijn reizende circus aan het Circus Sarrasani. Het gebouw aan de Amstel werd door nazaten verkocht en is vandaag de dag nog steeds in gebruik als ‘Koninklijk Theater Carré’.
Oscar Carré kan gezien worden als de grote man van het circus in Nederland. In een tijd dat kermissen verdwenen, werd ook de omgeving van het circus bedreigd. Maar Carré ging door en gaf op een hoog niveau voorstellingen om het circus een toekomst te geven.