In 1820 was de Franse kunstrijder Pierre Henri Martin met een circus in het Duitse plaatsje Naumburg.
Daar dichtbij stond de menagerie van de rijke Nederlander Anton van Aken. Zijn dochter en Martin werden verliefd. Trouwen zat er niet in. Van Aken wilde niet dat zijn dochter met een simpele kunstrijder trouwde; hij wilde een rijke schoonzoon of een échte dierentemmer.
In de hoop dochter Van Aken weer te zien, liep Martin elke ochtend door de menagerie. Hier zaten allerlei wilde dieren. En op een dag haalde een tijger door de tralies naar hem uit. Martin kon net op tijd wegspringen en gaf het dier als straf een tik op zijn klauw. De volgende dag keek de tijger hem vijandig na. Dat bracht hem op een idee. Hij wilde de tijger temmen om indruk te maken op meneer Van Aken.
Sommige reizende menagerieën gaven in die tijd vertoningen met wilde dieren. Daarbij ging een dierentemmer met een gloeiend stuk ijzer een kooi in om zich te wapenen tegen het sterke dier. Maar dat dier werd alleen door het zien van de afschrikkende attributen al bang.
Martin deed het op een andere manier. Hij observeerde de gedragingen en reacties van de tijger. Na verloop van tijd ging hij vol zelfvertrouwen in de kooi om de tijger te temmen. Hij maakte indruk op de familie Van Aken en kreeg goedkeuring om met hun dochter te trouwen. Van de huwelijksgift kocht Martin menagerieën in Londen, Liverpool en Amsterdam. Martins werk als dompteur was hier een grote attractie. In 1831 trad Henri als eerste op met roofdieren in het Parijse Cirque Olympique.
Later werd Pierre Henri Martin oprichter van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam.