28 april 2018

Verbod op het optreden met wilde dieren in circussen, klopt het wel?

Als ik met een zaak bezig merk ik regelmatig dat er een fout in de wetgeving zit.  Soms is dat een kleine fout die weinig gevolgen heeft, maar steeds vaker loop ik tegen grote fouten in de regelgeving aan. Ook fouten die erg politiek gevoelig zijn.

tekst Mw. Mr. E. Philippi-Gho
hoofdfoto: tijgers van Gruss archief

Dit keer gaat het om een fout in het verbod op het optreden met wilde dieren in circussen. Een verbod dat onder grote druk van dierenrechtenlobbyisten in de wetgeving is opgenomen. Steeds vaker is het juist de druk van dierenrechtenlobbyisten die ervoor zorgt dat de fouten in de regelgeving zó groot zijn, dat uiteindelijk de regelgeving de prullenbak in verdwijnt, meestal op last van de rechter.

Op meerdere punten fout

Bij het verbod op het optreden met wilde dieren, of meer precies, wilde zoogdieren in circussen zit het op meerdere punten fout. Dat komt omdat helemaal geen rekening is gehouden met de eisen die op Europees niveau aan een verbod op het optreden met dieren in circussen worden gesteld.

Omdat een verbod op het optreden met wilde zoogdieren een belemmering  vormt van het Europese vrije verkeer van diensten, moet het verbod voldoen aan de eisen die de Europese rechter stelt. Daarbij is van belang dat het hier gaat om een verbod op het optreden met wilde zoogdieren dat niet van toepassing is voor diersoorten die op een aparte bijlage, een positieve lijst, staan. De Europese rechter stelt aan een dergelijk verbod de volgende eisen:

  1. Dat het verbod nodig is, moet blijken uit wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoek moet onafhankelijk, deskundig en openbaar zijn. Ook moet het gaan over de situatie waar het verbod betrekking op heeft;
  2. Er moet een procedure in de wetgeving worden vastgelegd om soorten die nog niet op de lijst met toegestane soorten staan, daarop geplaatst te krijgen. Criteria waaraan wordt getoetst moeten ook in de wetgeving staan. Een aanvraag mag alleen op basis van onafhankelijke, wetenschappelijke toetsing aan die criteria worden afgewezen als de negatieve invloed op het welzijn te groot is.

Onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek

Het verbod op het optreden met wilde zoogdieren moet dus in de eerste plaats zijn gebaseerd op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Dit onderzoek is niet vrij naar eigen inzicht uit te voeren. De Europese rechter heeft precies aangegeven uit welke onderdelen dit onderzoek moet bestaan. Dit zijn de volgende onderdelen:

  1. Onderzoek naar de mogelijke gevaren en risico’s, in dit geval dus de risico’s voor het welzijn van wilde zoogdieren als ze in circussen worden gehouden en optreden;
  2. Beoordeling van de kans dat de mogelijke gevaren zich in de praktijk ook daadwerkelijk voordoen;
  3. Ernst van de gevolgen voor het welzijn van de wilde zoogdieren als de gevaren ook echt intreden;
  4. Maatregelen die volgens de wetenschappers genomen kunnen worden om de risico’s te beheersen.

Er zijn vijf onderzoeken gebruikt voor het verbod op het optreden met wilde zoogdieren binnen en buiten circussen maar er is slechts één onderzoek dat onafhankelijk is en alle verplichte onderdelen onderzoekt.

Dit is het onderzoek “Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland”, van de WUR[1]. In het onderzoek zijn voor de vijf onderzochte diersoorten nauwkeurig de risico’s in kaart gebracht. Ook is bij deze dieren de kans, of meer specifiek, het feitelijk intreden van deze risico’s beoordeeld en is de mate van inbreuk op het welzijn van deze diersoorten vastgesteld. Op welke punten het mis kan gaan bij het houden van dieren in reizende circussen is duidelijk in kaart gebracht en dat er feitelijk ook echt dingen misgaan is wel aangetoond. Daarna is beoordeeld hoe groot de gevolgen daarvan zijn voor de betrokken dieren. Daarbij is duidelijk dat er tussen de verschillende diersoorten een groot verschil bestaat tussen vooral de kans op het feitelijk intreden van de risico’s en de gevolgen daarvan voor het welzijn van de dieren. Opvallend is dat dit veel te maken heeft met de diersoort maar weinig met de omstandigheid of de diersoort gedomesticeerd is of niet, een onderscheid dat juist in de regelgeving veelvuldig wordt gehanteerd.

Huisvesting en gedrag

Conclusie van het onderzoek voor het welzijn van de dieren is duidelijk. Alleen voor de olifant is de negatieve impact van de risico’s die het houden van dieren in reizende circussen met zich meebrengt een probleem. Het welzijn werd matig aangetast bij voeding en transport en ernstig bij huisvesting en gedrag. Daarbij moet wel benadrukt worden dat dit oordeel vrijwel uitsluitend is gebaseerd op de onderzoeksresultaten bij twee olifanten. Een aantal dat statistisch niet representatief is alhoewel uit het onderzoek wel duidelijk blijkt wat er nou precies misgaat. Meest opvallend voor alle vijf de onderzochte diersoorten is dat juist bij het optreden er geen negatieve impact was op het welzijn, terwijl het verbod nou juist gaat over het optreden.

Voorzorgsbeginsel

Alhoewel critici zullen zeggen dat met het rapport het zogenaamde voorzorgsbeginsel kan worden toegepast voor een verbod, klopt dit niet. Het voorzorgsbeginsel mag gebruikt worden voor het verbieden van handelingen, maar alleen als het wel voldoende vast staat dat er, gelet op het wetenschappelijke onderzoek, een reële kans is op serieuze schade aan het welzijn van dieren. Dit is dus wel aangetoond voor de olifant en voor wat betreft transport ook bij paarden, maar niet voor de andere diersoorten. Het optreden met dieren vormt geen aantasting van het welzijn. Een verbod gebaseerd op het voorzorgsbeginsel kan dus alleen voor olifanten, maar dan is verder onderzoek wel verplicht, temeer nu het hier gaat om een zeer beperkt aantal dieren.

De noodzaak voor het verbieden van het optreden met wilde zoogdieren in circussen is dus niet goed aangetoond door middel van wetenschappelijk onderzoek.

Zoals in het begin al opgemerkt moet er ook een procedure bestaan om nieuwe diersoorten toe te voegen aan de positieflijst, dus de lijst met dieren waarmee wél mag worden opgetreden. Die procedure moet in de wetgeving zijn vastgelegd en daarin moeten ook de criteria staan waaraan getoetst wordt om te bepalen of een soort wel of niet op de positieflijst kan worden opgenomen.

Geen procedure vastgelegd

In de Nederlandse regelgeving is helemaal geen procedure vastgelegd om een diersoort op de positieflijst te krijgen. Er zijn ook geen criteria opgenomen waaraan getoetst moet worden. Op dit punt voldoet de Nederlandse regelgeving dus helemaal niet aan de eisen die de Europese rechter stelt. Dit zorgt ervoor dat de Nederlandse rechter, of als die het niet zeker weet, de Europese rechter, het verbod op het optreden met wilde zoogdieren binnen circussen onrechtmatig kan verklaren. Uit eerdere uitspraken van de Europese rechter blijkt dat deze rechter dat altijd doet als er geen procedure is voor toevoegingen aan de positieflijst.

Conclusie is dat het verbod op het optreden met wilde dieren in en buiten circussen niet voldoet aan de eisen die de Europese rechter stelt. Wil de Minister het verbod toch in stand laten, dan zal het grondig moeten worden aangepast.

 

 

Mr. Erna Philippi-Gho

 

Meer neem een kijkje op http://www.capseurope.nl/